donderdag 30 april 2015

Ik deed mijn geliefde open, maar mijn geliefde was weg (Hooglied 5)


Numeri 7; Psalmen 42-43; Hooglied 5; Hebreeën 5

Hooglied 5:2-16 is het begin van een nieuw gedeelte, met de relatie die verkoelt en minstens potentieel in gevaar is. Mogelijk is de meest verspreide uitleg dat dit gedeelte deel uitmaakt van een droomsequentie. Let op de openingswoorden: ‘Ik sliep, maar mijn hart was wakker’ – bijna een definitie van een droom.

Droom of niet, de intensiteit van de relatie neemt af. In 5:2 wil de zielsbeminde naar zijn geliefde gaan, maar haar aanvankelijke respons is koel: ‘Ik heb mijn kleed reeds afgelegd, hoe zou ik het weer aandoen? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zou ik ze weer verontreinigen?’ (5:3) – niet meteen de woorden van gepassioneerde verwachting en verwelkoming.

Deze en de volgende zinnen kunnen op twee manieren gelezen worden. In het eerste geval is de geliefde naar bed gegaan en kan ze zelfs niet gestoord worden om op te staan en de deur te openen; ze zou haar voeten kunnen vuilmaken.

De zielsbeminde steekt zijn hand door een gat in de deur en probeert de klink op te heffen. De geliefde bedenkt zich. Eerder op de valreep sleept ze zichzelf uit bed, nu met minstens enige verwachting, alleen maar om de deur te openen en te ontdekken dat haar zielsbeminde verdwenen is (5:5-6).

Teleurgesteld en beschaamd schuimt ze de stad af om hem te zoeken, en deze keer slaan de politiemannen met nachtdienst, de ‘wachters’, haar (5:7) – waarom is onduidelijk, hoewel sommigen hebben gesuggereerd dat ze zoveel commotie maakt dat dit de enige manier was waarop ze haar stil kregen.

Bij deze lezing zijn de ‘dochters van Jeruzalem’ (5:8-9) geen vriendinnen, maar stadsmeisjes die finaal overtuigd kunnen worden om te helpen zoeken, wat uiteindelijk zijn vruchten afwerpt.

Bij de tweede manier van lezen, is er een opeenvolging van dubbele bodems. ‘Voeten’ (5:3) dient soms als een eufemisme voor genitaliën (bijv. het Hebreeuws van Richt. 3:24; 1 Sam. 24:3; Jes. 7:20; Ezech. 16:25 in de Engelstalige KJV-vertaling; de NIV-vertaling verliest het woord ‘voet’ in elk van de gevallen); en de parallel tussen ‘je voeten wassen’ en ‘slapen bij mijn vrouw’ in 2 Sam. 11:8, 11).

Engelse Bijbels gebruiken vaak het openen van de ‘deurklink’ of dergelijke uit 5:4, maar dit is zeker niet noodzakelijk door de relatief zeldzame originele uitdrukking – en de rest van het vers en de daaropvolgende twee, suggereren een andere opening, en opwinding van de kant van de vrouw. Maar tegen dan is de zielsbeminde, om welke reden dan ook – ongeduld? Ontgoocheling? – al weg.

Wat moeten we daarvan maken? Ten eerste gaan alle huwelijken, zelfs de allerbeste huwelijken, soms door perioden van koelheid of gereserveerdheid, die, als dit niet opgemerkt wordt, ze kan kapotmaken.

Ten tweede, droomsequentie of niet, de weg vooruit is die van wederzijdse aantrekking van de kant van zielsbeminde en geliefde, een hernieuwde toewijding aan de taal en overgave van de liefde.

Ten derde is Paulus nauwelijks minder expliciet, maar meer prozaïsch, wanneer hij benadrukt dat gehuwde christenen, los van expliciete uitzonderingen, hun partner op seksueel vlak niet mogen beroven (1 Kor. 7:5; zie de overdenking voor 20 februari).


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 29 april 2015

Laten we dus alles op alles zetten om te kunnen binnengaan in die rust (Hebr. 4)


Numeri 6; Psalmen 40-41; Hooglied 4; Hebreeën 4

Hebreeën 3:7—4:11 bestaat uit een uitgebreide argumentatie. We kunnen kort samenvatten wat 3:7-19 zegt en dan de aandacht vestigen op Hebreeën 4:1-11.

De auteur van Hebreeën citeert Psalm 95:7-11 (Heb. 3:7-11), waarin je de Heilige Geest (3:7), de uiteindelijke auteur van de Schrift, eigenlijk hoort zeggen: ‘Als je vandaag zijn stem hoort, verhard dan jullie harten niet zoals jullie voorvaderen deden in Kadesh Barnea, toen ze voor het eerst het Beloofde Land naderden.

De meerderheid van de verspieders gaf een verslag in ongeloof, met als gevolg dat het verbondsvolk de volgende 40 jaren in de woestijn moest ronddolen in plaats van de rust in te gaan die hen beloofd was. Maar bega vandaag niet dezelfde vergissing. Als je de stem van God hoort, geloof en gehoorzaam – in tegenstelling tot het antwoord van jullie voorvaderen.’

Precies het volk dat God uit de slavernij had verlost waren de mensen die Hij veroordeelde tot ronddolen en omkomen in de woestijn. Zo moet het volk van God vandaag volharden in zijn geloof en gehoorzaamheid, en niet vallen in het ongeloof (4:19) van zijn voorouders.

Tot zo ver is het argument er een van analogie. Hebreeën 4 neemt ons veel verder mee. Indien God nog altijd rust belooft aan mensen in de tijd van Psalm 95, dan volgt daaruit dat de rust die het Beloofde Land bood nooit bedoeld was om de ultieme rust te zijn.

Want Jozua leidde het volk het land binnen, maar ‘indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou Hij niet (meer) over een andere, latere dag gesproken hebben’ (4:8). Bovendien, wanneer God in zijn toorn zweert dat de generatie bij Kadesh Barnea nooit in ‘mijn rust’ (Ps. 95:11; Heb. 3:11; 4:3) zal ingaan, dan moet de aandachtige lezer zich afvragen wat deze ‘rust’ van God echt is.

God ‘rust’ voor het eerst aan het einde van de scheppingsweek (Gen. 2:2). Dit wordt een model voor de verbonds-sabbatsrust. Maar noch de sabbatsrust, noch de rust in het Beloofde Land vormen de ultieme rust, want hier in Psalm 95, ‘na zo lange tijd’ (4:7), nodigt God het volk nog altijd uit om zijn rust in te gaan, met de voorwaarde dat ze volharden in geloof (4:2, 11).

De ultieme rust, zo benadrukt de schrijver van Hebreeën, kan enkel het evangelie zijn, waarin mannen en vrouwen afzien van hun werken (zoals God rustte van zijn Schepping).

Alles van deze argumentatie hangt af van het feit of je de Bijbel in zijn heilshistorische voortgang leest, dit wil zeggen, of je hem leest als opeenvolgend langs zijn verhaallijn en opmerkt hoe de delen niet alleen samenhangen maar ook vooruitwijzen en vooruitgrijpen naar grotere dingen die nog moeten komen.

De argumentatie is er geen van analogie maar van typologie. Dit is wat ons oproept tot volharden in geloof en gehoorzaamheid; dit maakt deel uit van hetgeen het woord van God levend en krachtig maakt en scherp doet doordringen (4:12-13).


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 28 april 2015

Op mijn legerstede des nachts zocht ik mijn zielsbeminde (Hooglied 3)


Numeri 5; Psalm 39; Hooglied 3; Hebreeën 3

Aan het einde van Hooglied 2 vind je de geliefden die hartstochtelijk hun wederzijdse verrukking voor elkaar uitdrukken en de exclusiviteit van hun liefde die ze elk voor de ander koesteren. Maar Hooglied 3 begint met de vrouw, de liefelijke, die vertwijfeld op zoek is naar haar geliefde.

Veel commentatoren hebben gesuggereerd dat hoofdstuk 3, en misschien het volledige gedeelte van hoofdstuk 3-6, een dromenreeks is. Dit kan correct zijn: ‘Op mijn legerstede des nachts zocht ik mijn zielsbeminde’ (3:1, cursief toegevoegd), zegt de geliefde.

In het eerste tafereel (3:1-5) zoekt de geliefde naar haar zielsbeminde, en ze veronderstelt gewoon dat, omdat zij de man kent naar wie ze zoekt, alle anderen dat ook zouden moeten doen – inclusief de politiebeambten met wachtdienst (‘de wachters’). Ze vindt hem en brengt hem naar de kamer van haar moeder (3:4), een aanduiding voor de officiële voltrekking.

De samenhang van het volgende tafereel (3:6-11) wordt betwist. De beste poging is dat de ‘wat’ uit 3:6 (vrouwelijk Hebreeuws voornaamwoord) verwijst naar de vrouw. Zij wordt gebracht vanuit haar huis op het platteland naar het paleis – en in Salomo’s draagstoel, een prachtig ontworpen luxueus vervoersmiddel.

Salomo zelf is aanwezig, en de ‘dochters van Sion’ kijken toe en uiten hun ‘ooohh’s en aaaahh’s’ wanneer het koppel optrekt naar hun nieuwe woning. Dit leidt dan naar de uitbundige taal van de zielsbeminde in hoofdstuk 4.

Of dit nu om een droomsequentie gaat of niet (ik ben geneigd te denken van wel), een ding is overduidelijk en dat is dat de taal van liefde de taal is van wederzijdse lof en wederzijdse uitnodiging. Alles wat minder is zal de liefde verstikken.

Indien de taal van lof en uitnodiging alleen maar eenrichtingsverkeer is, bijvoorbeeld, zal het na een tijd slijten of maken dat de spreker zich slaafs voelt of misschien wanhopig. Indien de taal van liefde de taal zou zijn van lof maar niet van uitnodiging, is het mogelijk dat er nooit intimiteit uit groeit – een goede relatie maar geen goede seks; indien het de taal is van uitnodiging maar niet van lof, kan het degenereren in wederzijdse bevrediging, maar zonder wederzijdse opbouw – goede seks maar geen goede relatie.

Velen van ons die gehuwd zijn en nadenken over de taal van het Hooglied zijn lichtelijk verveeld met zijn seksuele vrijpostigheid. Maar dit kan wel eens meer zeggen over wie wij zijn dan over wie God wil dat wij zijn.

Zoals alles dat God goed gemaakt heeft, kunnen huwelijk en seksualiteit en intimiteit getrivialiseerd en gesensationaliseerd en gebrutaliseerd worden. Maar God schiep ze als goed.

Het is een vereiste voor gelovigen, voor zover hun vernieuwde natuur hen aan deze kant van de nieuwe hemel en nieuwe aarde mogelijk maakt, om Gods goedheid aan de dag te leggen op elk terrein waarin Hij ons roept. Wij die gehuwd zijn, moeten ons er bewust op toeleggen om de taal van wederzijdse lof en uitnodiging te ontwikkelen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 27 april 2015

Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong (Hebr. 2)


Numeri 4; Psalm 38; Hooglied 2; Hebreeën 2

Occasioneel hebben we het theologisch belang van Jezus’ menselijkheid laten liggen. Dit is een van de belangrijke thema’s van Hebreeën 2.

Zowel degene die mensen heiligt – Jezus zelf – als de mensen die geheiligd worden, zijn van dezelfde familie. Dit is waarom Jezus zich niet schaamt ons broeders te noemen (2:11). Aangezien wij vlees en bloed hebben, deelde hij in onze menselijkheid (2:14) – wat natuurlijk impliceert dat dit iets was wat niet intrinsiek bij Hem hoorde, maar iets wat Hij diende aan te nemen (het eeuwige Woord ‘werd vlees’, Johannes 1:14).

Hij deed dit zodat Hij door zijn dood (iets wat Hij nooit had kunnen ondergaan als hij geen vlees en bloed had aangenomen) ‘hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren’ (2:14, 15).

Jezus nam niet de natuur van engelen aan (2:16 – wat aantoont dat Jezus niet een louter engelachtig wezen was). Hij werd wel een mens, een mens met een echte afstamming – het nageslacht van Abraham (2:16). Indien Hij moest dienen als een middelaar tussen God en mensen, ‘moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden’ (2:17 – wat veronderstelt dat Hij reeds in alle opzichten aan God gelijk was).

Dus ‘paste’ het Hem volkomen, dat God de Leidsman van onze behoudenis ‘door lijden heen zou volmaken’ (2:10). De idee is niet dat Jezus door het lijden een morele volmaaktheid bekomt die Hij anders had moeten ontberen, maar dat de volmaaktheid van zijn identificatie met ons afhing van zijn deelnemen in wat voor ons gemeengoed is, namelijk lijden.

De auteur van de Hebreeënbrief heeft al een hint gegeven rond het probleem dat Jezus kwam oplossen. Oorspronkelijk waren mensen gemaakt om Gods vice-bestuurders te zijn over de gehele schepping, een punt dat niet alleen gemaakt wordt door de scheppingsverslagen (Gen. 1-2) maar herhaald wordt in de superbe poëzie van Psalm 8 (geciteerd in Hebr. 2:6-8).

Maar zoals de auteur van de Hebreeënbrief aanduidt, zien we nog niet alles onder zijn voeten, zoals waar Genesis 1 en Psalm 8 naar uitzien.

Natuurlijk niet: de zondeval is er tussengekomen en de dood heeft zijn onveranderlijke tol geëist. Maar wat zien we? ‘Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken’ (2:9).

Het punt is niet precies dat Jezus de ‘mens’ is die gezien wordt in Psalm 8, alsof Hij profetisch beschreven wordt, maar dat Hij, door zijn missie, door zijn identificatie met ons en door zijn dood, Hij de eerste mens wordt die met dergelijke heerlijkheid en eer gekroond wordt, aangezien Hij vele zonen – een nieuwe mensheid – tot heerlijkheid voert.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 26 april 2015

Zie, gij zijt schoon, mijn liefste (Hooglied 1)


Numeri 3; Psalm 37; Hooglied 1; Hebreeën 1

Hoewel (of misschien omdat) het Hooglied een van de moeilijkste bijbelboeken is, bleek het ongelooflijk populair, zowel onder Joden als onder christenen. Het gaf aanleiding tot een groot aantal commentaren en preken.

De ruimte hier is veel te beperkt voor een discussie, maar misschien dat ik mijn voorzichtige conclusies over vier zaken kan weergeven vooraleer na te denken over Hooglied.

(1) Hoewel sommigen ontkend hebben dat dit boek over seksuele liefde gaat in een primaire zin, en het zien als een allegorie voor ofwel de liefde tussen Jahweh en Israël of tussen Christus en de kerk, betwijfel ik dit.

Zoveel details van het Hooglied zijn zo uitgesproken menselijk en seksueel (des te meer wanneer de oude Semitische symboliek wordt recht gedaan), dat het onwaarschijnlijk is te argumenteren dat de betekenis van de tekst allegorisch is.

Bovendien zijn er veel parallellen in andere liefdespoëzie in de Wijsheidsliteratuur van het oude Nabije Oosten, zodat je moet besluiten dat het genre welbekend was.

(2) Aan de andere kant, nadat we de menselijke en seksuele liefde ten volle erkend hebben die in dit boek gevierd wordt – want God heeft ons menselijk en seksueel gemaakt, en Wijsheidsliteratuur focust vaak op de glorie van de geschapen orde – zullen we er toch niet ver naast zitten als we ook, binnen het kader van de canon, een typologisch verband zien met God en Israël, met Christus en de kerk. Want dit is een thema dat regelmatig terugkomt in beide Testamenten. (Zie bijvoorbeeld Hosea of Opb. 21).

(3) Sommigen hebben drie hoofdfiguren gezien in dit boek: de vrouw, haar herder-geliefde, en de ontuchtige koning die haar probeert toe te voegen aan zijn harem. Na afweging lijkt het beter alleen de eerste twee partijen te onderscheiden, de vrouw en de koning-herder-geliefde. De ‘dochters van Jeruzalem’ die blijven opduiken (bijv. in 1:5) zijn de vrouwelijke gezellen van het vrouwelijke hoofdpersonage.

(4) Hoewel het redelijk duidelijk is dat de huwelijksvoltrekking plaatsvindt in 3:6-5:1, compleet met huwelijkslied, betekent dit niet dat er geen seksuele ondertonen zijn eerder in het boek. Maar verre van het aanbevelen van promiscuïteit (zoals een aantal commentatoren hebben gesuggereerd), is het boek gewijd aan exclusieve, monogame liefde. Wat minder duidelijk is, is dat de gedachte sequentieel is, overwegend lineair.

De ‘liefelijke’, de vrouw, neemt vaak het initiatief (1:2 e.v.). Maar ze is onzeker over zichzelf. Haar lange blootstelling aan de zon, haar blijkbaar opgelegd door haar broers (is haar vader dood?) die willen dat zij de wijngaard onderhoudt, heeft ervoor gezorgd dat ze een zongebruind plattelandsmeisje is (1:5-7). Haar vriendinnen herbevestigen haar (1:8) – zoals ook haar geliefde (1:9-11).

Na haar sensuele monoloog (1:12-14), voert een serie van verleidende gesprekken tussen beide geliefden het gedeelte naar zijn einde (1:15-2:2). Je herinnert je Spreuken 30:19.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 25 april 2015

Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen (Pred. 12)


Numeri 2; Psalm 36; Prediker 12; Filemon

Hoewel de Leraar nooit bij de volheid van perspectief aanbelandt die de schrijvers van de Schrift uit het nieuwe verbond karakteriseert, vermindert zijn scepticisme nu hij een aantal fundamentele standpunten aanmoedigt die absoluut afhankelijk zijn van een rechtvaardige God die het einde al kent van in het begin, zelfs al kennen wij dit einde zelf niet.

Op die manier heeft hij zijn lezers al twee dingen verteld:

(a) weiger slechts voor vandaag te leven; investeer moedig in de toekomst, terwijl je bedenkt dat deze wereld God toebehoort (11:1-6);

(b) leef dankbaar en blij met de goede gaven die je gekregen hebt (11:7-10).

In Prediker 12 komt Qohelet met een laatste vermaning: wees godvrezend, te beginnen in je jeugd; want of we nu al dan niet betekenis vinden louter ‘van beneden’ gezien, dan mogen we er toch zeker van zijn dat God alles in het oordeel brengt.

‘Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren’ (12:1), zo schrijft de Leraar. God ‘gedenken’ betekent niet gewoon maar het pure feit van zijn bestaan in herinnering brengen, maar alle illusies van onafhankelijkheid en zelfstandigheid loslaten terwijl God zijn rechtmatige centrale plaats in onze levens terugkrijgt.

God heeft alles geschapen, Hij alleen ziet het volledige patroon, Hij is degene die de eeuwigheid in ons hart gelegd heeft (3:11). Hij is degene die alles goed gemaakt heeft, en wij zijn degenen die zoveel schade aangericht hebben met onze intriges (7:29).

Dus gedenk Hem, vermaant Qohelet ons, ‘voordat de kwade dagen komen’ (12:1) – en dan legt hij in beeldende taal uit hoe de ouderdom eruitziet. Aan een gevorderde leeftijd kan het dat we niet langer behagen vinden in onze jaren (12:1). We bereiken de winter van het leven (12:2); we worden als een oud huis, dat vergaat en vervalt, met alleen maar een paar relieken over (12:3). Ons gehoor vermindert (12:4b); in plaats van een vaste tred of het springen over de rotsen, zijn we bang van hoogten en vrezen we weggeduwd te worden op straat.

De amandelboom heeft een donkere kruin in de winter en wordt wit bij de lentebloesems, net zoals ons haar wit wordt (12:5). Lijdend aan artrose en versleten gewrichten, hobbelen we rond als een lompe sprinkhaan (12:5).

Het zilveren koord is wellicht de ruggengraat, de gouden lamp de schedel; de kruik is het hart: alles gaat achteruit, en we keren terug tot het stof waaruit we voortkomen – zoals God zelf, aan deze zijde van de vloek, gezegd had dat met ons zou gebeuren (Gen. 3:19).

Het is verre van duidelijk of Qohelet met de uitdrukkingen ‘ons eeuwig huis’ (12:5) en ‘de geest’ die ‘wederkeert tot God’ hetzelfde bedoelt als de Nieuwtestamentische schrijvers ermee bedoelden, maar zelfs hij is nu behoorlijk zeker dat ‘God elke daad zal doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad’ (12:14). Dus ‘Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen’ (12:13).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 24 april 2015

Verwerp een ketters mens na een eerste en tweede terechtwijzing (Titus 3)


Numeri 1; Psalm 35; Prediker 11; Titus 3

‘Een mens, die scheuring maakt, moet gij, na hem een en andermaal terechtgewezen te hebben, afwijzen’ (Titus 3:10). Het is de moeite waard een beetje na te denken over wat dit betekent en niet betekent, en hoe dit past in de bredere stromen van de bijbelse theologie.

Ten eerste is deze passage geschreven aan een gemeenteleider die verantwoordelijk is voor het handhaven van de gemeentetucht. Het is geen vrijbrief voor een persoonlijke vendetta: christen X die beslist dat christen Y eerder verdeeldheid zaait en daarom beslist om niets meer te maken te hebben met Y. (Dit zou op zichzelf zelfs een voorbeeld zijn van een geest die voor scheuring zorgt!). Dit is geschreven aan een christen die de verantwoordelijkheid draagt een gemeente te leiden en te disciplineren.

Ten tweede focust de passage op de tucht op lokaal niveau; het gaat niet om het invoeren van een oneindig brede instemming van alle oecumenische richtingen – een soort veroordeling van ieder die niet instemt met het recentste interkerkelijke project of de meest recente interkerkelijke belijdenis. Natuurlijk kunnen er gevolgen zijn voor het bredere werk van het evangelie, maar we moeten bovenal verstaan welke kracht de tekst heeft in zijn eigen context.

Ten derde bestaat in dit verband het onmiddellijke bewijs van een twist zaaiende geest uit een onbekeerlijke twistziekte over bijzaken: christenen moeten ‘dwaze vragen, geslachtsregisters, twist, en strijd over de wet (…) ontwijken, want dat is nutteloos en doelloos’ (3:9).

Ongetwijfeld is er tussen Paulus en Titus een bepaalde gemeenschappelijke visie op dergelijke zaken die wat moeilijk te begrijpen is. Paulus zegt bijvoorbeeld zeker niet dat elke vraag met betrekking tot de Wet tijdverlies is; hijzelf voert elders discussies over het onderwerp.

Maar controverses die zijn uitgedokterd om christenen te verdelen en zonder dat ze enige evangeliekracht of morele verbetering brengen, zijn ‘nutteloos en doelloos’. Je zou beginnen vermoeden dat de mensen die dergelijke geschillen opwekken zoveel van hun eigen ego’s hebben geïnvesteerd in hun aparte posities dat ze noch gecorrigeerd kunnen worden, noch bakzeil willen halen.

Ten vierde, als hen ‘afwijzen’ (HSV heeft het over ‘verwerpen’ en NBV over ‘uit de gemeente verwijderen’, JL) excommunicatie met zich brengt uit de plaatselijke gemeente (wat ik persoonlijk denk dat het doet), dan zouden we moeten nadenken over de categorieën van zonde die deze sanctie vereisen in het Nieuwe Testament.

Een ervan is ernstige leerstellige dwaling, in het bijzonder onder leraars; een tweede is belangrijke morele afwijking, zoals het geval beschreven in 1 Korinthiërs 5; en de derde vinden we hier – een liefdeloos, onveranderd standpunt dat weigert de centraliteit en de heerlijkheid van het evangelie te zien, maar zich opwerpt als twistziek, ondanks herhaaldelijke waarschuwingen, zodat de enige oplossing eruit bestaat de kanker uit het lichaam weg te snijden.

Deze drie categorieën zijn het tegengestelde van de levenspatronen die beschreven worden als de primaire tests voor zuiver christenzijn in 1 Johannes: leerstellige zuiverheid, morele conformiteit, en liefde voor de broeders en de zusters.

Eigen vertaling van de overdenking bij 24 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 23 april 2015

Maar jij moet verkondigen wat overeenkomt met de heilzame leer (Titus 2)

Leviticus 27; Psalm 34; Prediker 10; Titus 2

In 2 Timoteüs 4 vermaant Paulus zijn lezer om de gezonde leer te prediken (zie de overdenking van 21 april); hier in Titus 2 vermaant hij hen om te onderwijzen ‘hetgeen met de gezonde leer strookt’ (2:1).

De daaropvolgende verzen tonen ons wat dit betekent. Met de uitdrukking ‘stroken met’ de gezonde leer, bedoelt Paulus hoe je leeft in lijn met de gezonde leer. Vanuit het perspectief van de apostel, moeten christen leiders niet alleen leren wat ze moeten bedenken, maar ook hoe ze kunnen leven in het licht van wat ze moeten bedenken.

Zo moet aan oudere mannen geleerd worden dat ze moeten ‘nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding’ (2:2). Dit betekent meer dan dat je hen gewoonweg deze woorden af en toe vertelt. Elk van deze punten moet toegepast worden en geïllustreerd en duidelijk gemaakt.

Evenzo zijn er in deze passage praktische dingen die moeten geleerd worden aan oudere vrouwen (2:3), jongere vrouwen (2:4-5), jongemannen (2:6-8), en slaven (2:9-10).

Toch zijn deze dingen geen afzonderlijke opleidingsmodules voor verschillende groepen mensen en het gaat ook niet om iets dat moet toegevoegd worden aan het evangelie. Verre van: wat aan de diverse groepen wordt opgelegd is slechts de uitwerking van het evangelie.

De volgende paragraaf maakt dit duidelijk (Ik heb een aantal woorden cursief gezet die traditioneel vaker geassocieerd worden met redding): ‘Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken’ (2:11-14).

De logica is duidelijk genoeg. Indien Jezus zichzelf gaf om ons te redden van zonde en opdat we godvruchtig zouden leven in deze huidige boze tijd, moeten we onszelf toewijden aan het achterhalen hoe godvrezende levens er uit zien, en aan het leven van dergelijke levens.

Dergelijke levens omvatten veel gemeenschappelijke elementen voor alle groepen christenen, maar de praktische kant van het leven brengt ook met zich dat sommige verzoekingen bepaalde groepen overvallen – oudere mannen, jongemannen, enzovoort.

Een paar maanden voor zijn dood schreef mijn oude vader in zijn dagboek, ‘O God, red me van de zonden van oude mannen’ – zoals ik op dit moment nodig heb dat ik gered word van de zonden van mannen op middelbare leeftijd.

Dus moeten we onderwijzen en leven wat strookt met de gezonde leer. ‘Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle nadruk: niemand mag u verachten’ (2:15).


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 22 april 2015

De mens weet niets van wat voor hem ligt (Pred. 9)


Leviticus 26; Psalm 33; Prediker 9; Titus 1

De laatste drie hoofdstukken van Prediker brengen een diepzinnige kanttekening (hoofdstuk 10) en een positieve conclusie samen (hoofdstuk 11-12). Eerst echter ontdoet Prediker 9 ons van ook maar enige uiteindelijke illusie zo ons waarnemingspunt beperkt blijft tot ‘onder de zon’ (9:3).

De Leraar is tot de conclusie gekomen dat ‘dat de rechtvaardigen en de wijzen met hun werken in Gods hand zijn, zowel liefde als haat; de mens weet niets van wat voor hem ligt’ (9:1). Maar welke God is Hij, wanneer je naar de dingen kijkt van ‘beneden’, van ‘onder de zon’?

Nemen we alle moreel ambigue dingen in ogenschouw die in deze wereld gebeuren, heeft God ons dan lief of haat Hij ons (9:1)? Aanvaardt Hij ons, of verwerpt Hij ons? De wereld is zowel vol van schoonheid als van lelijkheid, vol met warme intimiteit en wrede terreur. Hoe kun je dit verklaren als je alleen denken van beneden uit?

De Leraar legt drie kwellingen uit die zekerheid uitsluiten voor dergelijke mensen – maar hij drijft de kwestie zo ver als hij maar kan: (1) De dood wacht ons allen (9:2-10). De kwestie wordt het rauwst neergezet in 9:2-3: de rechtvaardige en de onrechtvaardige, goede mensen en zondaars, staat allen hetzelfde einde te wachten.

Qohelet zelf protesteert dat dit niet eerlijk is; dit is een kwaad dat onder de zon geschiedt (9:3). Hij is nog niet klaar om enig antwoord te bieden. Maar zelfs vanuit dit perspectief is er een sterke conclusie vanuit het gezond verstand waarnaar we moeten streven: hoewel het leven hier zowel hard als ambigu kan zijn, zijn de meesten het er mee eens dat het beter is dan de dood (9:4-6).

Vanuit dit standpunt ‘onder de zon’ zeggen de verzen 7-10 ons hoe we het leven zouden moeten instappen, wetend dat leven beter is dan dood. Je hoort de spanning in een vers als 9:9: ‘Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt, al de dagen des ijdelen levens, die Hij u geeft onder de zon, al uw ijdele dagen, want dat is uw deel onder de levenden en bij het zwoegen, waarmee gij u aftobt onder de zon’.

De problemen van samenhang, zelfvervulling en betekenis zijn niet opgelost; maar pragmatische conclusies, zelfs door de wereldse persoon die uitsluitend ‘onder de zon’ leeft, stapelen zich al snel op en drijven ons naar een krachtig en zelfs dankbaar leven – als ons enige alternatief een zinloze dood is.

(2) We krijgen allemaal te maken met tijd en toeval (9:11-12). Los van een God die ons meer vertelt is er een zodanige willekeur in het leven dat weldenkende mensen niet op al te veel moeten rekenen.

(3) We krijgen allemaal te maken met de veranderlijke dwaasheid van andere mensen (9:13-18). Zelfs wanneer zuivere wijsheid aangeboden wordt, is de massa sneller geneigd onder de indruk te komen van rijkdom dan van wijsheid.

Qohelet is rechtuit en eerlijk. Maar we schreeuwen om Gods perspectief.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 21 april 2015

Verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen (2 Tim. 4)


Leviticus 25; Psalm 32; Prediker 8; 2 Timoteüs 4

Weinig schriftgedeeltes zijn populairder gebleken bij evangelische ‘inzegeningsdiensten’ dan ‘verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting’ (2 Tim. 4:2).

We staan eerst stil bij de opdracht zelf. Die kan opgedeeld worden in vier onderdelen.

(a) Het doel van de opdracht: ‘Verkondig het woord’. Dit is cruciaal in alle bedieningen in het evangelie – de verkondigende proclamatie van de inhoud van Gods genadige zelfopenbaring.

(b) De dringendheid van de opdracht: ‘gelegen of ongelegen’ (bijvoorbeeld de NBV-vertaling leunt hier dichter aan bij de Engelstalige versie met ‘blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet’). Het is een iets om klaar te zijn voor de opgegeven samenkomsten, voor de gewone ingeplande verplichtingen om te spreken, om te prediken; het is nog iets anders klaar te zijn om de hele raad van God plotseling te moeten verklaren. Paulus verlangt beide soorten bereidheid.

(c) De breedte van de opdracht: ‘wederleg, bestraf en bemoedig’. Het woord prediken betekent meer dan het louter overbrengen van informatie. Er is natuurlijk informatie, maar het wordt zo vormgegeven en toegepast dat het werkzaam is in een of meer van deze transformerende manieren.

Zo moet de bedienaar van het evangelie noodzakelijkerwijze een geestelijke diagnosticus zijn, die de aandoening kan onderscheiden en weet welke remedies hij moet toepassen. Hij is te beklagen, de bedienaar van het woord die bemoediging toepast wanneer bestraffing vereist is, of omgekeerd.

(d) De manier waarop de opdracht wordt uitgevoerd: ‘met alle lankmoedigheid en onderrichting’. Paulus’ visie op de bediening vereist dat je op lange termijn denkt, dat je persoonlijk geduldig bent, dat je grote zorg besteedt aan de inhoud van wat gepredikt wordt. Dit is niet gewoon een job die moet gedaan worden, een job waardoor je voor jezelf en je gezin kunt zorgen.

Dit vereist sterke christelijke karaktertrekken en een geest die zich toewijdt aan het doordenken en implementeren van al wat valt onder de uitdrukking ‘onderrichting’ (Het Engels voegt er nog het woord ‘careful’ aan toe, ‘careful instruction’ – zorgvuldige instructie).

In de tweede plaats onderzoeken we een aantal thema’s die deze opdracht omringen.

(a) Paulus geeft in ernst deze opdracht om het woord te prediken in de naam en de tegenwoordigheid van God, en in het licht van de terugkeer van Christus die de levenden en de doden zal oordelen en zijn koninkrijk zal vestigen (4:1). Je kunt je bezwaarlijk een gewichtiger intro voorstellen.

(b) Paulus geeft deze opdracht in de verwachting dat velen ‘de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen’, maar ze zullen leraars prefereren die hen zeggen wat zij willen horen. Er zijn meer mensen met ‘verwend gehoor’ (4:3) binnen het evangelicalisme dan we zouden willen toegeven. Het passende antwoord daarop is ‘Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle’ (4:5).

(c) Paulus’ opdracht wordt geuit in een context die benadrukt hoe belangrijk goddelijke mentoren zijn (3:10-11), hoe erg de wereld kan zijn (3:12-13), en hoe vast de Schrift staat die moet verkondigd worden (3:15-16).


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 20 april 2015

De dag waarop je sterft is beter dan de dag waarop je wordt geboren (Pred.7)

Leviticus 24; Psalm 31; Prediker 7; 2 Timoteüs 3

In Prediker 7 verandert de vorm van het boek en neemt die een meer typische structuur van de Wijsheidsliteratuur aan: een aaneenschakeling van spreuken.

Maar deze spreuken nemen globaal gezien niet het standpunt in van de persoon die ervan uitgaat dat de vreze des Heren het begin is van de wijsheid (vgl. Spr. 9:10). Qohelet zet veeleer zijn zoektocht voort, terwijl hij speurt naar de zin van de dingen wanneer je ze ‘van beneden’ onderzoekt. Die ‘gezond verstand’-spreuken hebben een cynisch randje dat brutaal eerlijk is maar niet doortrokken van goddelijk geloof.

De eerste zes spreuken zijn prikkelend somber. Niets in de eerste zin bereidt de lezer voor op de plotse klap van de tweede zin: bijvoorbeeld, ‘de dag des doods is beter dan de dag van iemands geboorte’ (7:1b). Dit is niet de uiting van geloof zoals in Filippenzen 1:21, 23.

Het meest positieve dat over deze spreuk kan gezegd worden is dat ze ronduit realistisch is, en we zouden er allemaal baat bij hebben te leven in het licht van het feit dat ook wij moeten sterven – zoals het tweede deel van vers 2 expliciet zegt: ‘dat is het einde van ieder mens en de levende neme het ter harte’ (vgl. Ps. 90:12).

De gedachtegang tot het einde van vers 6 is op een vergelijkbare manier donker, maar zijn brute openhartigheid heeft afschrikwekkende waarde.

De spreuken in 7:7-22 zijn moeilijker in te delen. Er is een soort praktische poging om zin te geven aan de wereld, maar het is de poging van de wereldlijke persoon. De verzen 8 en 9 zijn ongetwijfeld goede raad in het leven van de gelovige, maar in deze context hebben ze een louter pragmatische toon.

‘Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen’ (7:10). Dit legt zelfgenoegzame nostalgie het zwijgen op, want het is onwaarschijnlijk dat de Leraar onder de indruk raakt van de wazige gloed die rond het verleden hangt: hij heeft al kleur bekend op dit punt (zie 1:9).

Het is waar, Qohelet prijst wijsheid (7:11-12), maar met een koele bevestiging van zijn utilitaire waarde – het heeft zijn voordelen, net als geld. In die sfeer kan Qohelet slingeren tussen vrome berusting (7:12) en buitensporig cynisme (7:13-18) – F. Derek Kidner spreekt over ‘de verachtelijke en zelfingenomen zijde van het gezond verstand’. Zo is ook vers 18 morele lafheid verpakt in stoïcisme.

Het ultieme falen van dergelijke wijsheid, die niet begint met de vreze des Heren, wordt erkend in de slotverzen van het hoofdstuk (7:23-29). De Leraar is vastbesloten wijs te zijn, maar zijn variant van wijsheid ‘van beneden gezien’ laat hem zo achter dat hij niet in staat is een glimp op te vangen van de werkelijke zin van het leven; ware wijsheid is voor hem nog altijd onbereikbaar (7:23-25), en zijn eigen wijsheid is bekleed met een cynisme met betrekking tot menselijke relaties dat meer zegt over hem dan over de mensen die hij beschrijft (7:27-28).

Alleen wanneer hij terugkeert tot het patroon van de schepping en de zondeval (7:29) begint hij dichter bij een meer stabiel antwoord te komen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 19 april 2015

Het is beter te genieten van iets tastbaars dan te grijpen naar iets onbereikbaars (Pred. 6)


Leviticus 23; Psalm 30; Prediker 6; 2 Timoteüs 2

In Prediker 5:13—6:12 weidt de Leraar uit over twee of drie ernstige kwaden ‘onder de zon’. Hier focussen we op de kwaden die worden beschreven in Prediker 6.

Een van de grote frustraties van het leven gaat om mensen die van God ‘rijkdom en schatten en vermogen’ ontvangen (6:2), zodat ze niets ontberen van wat hun hart verlangt – maar die toch niet in staat zijn om van deze dingen te genieten.

Het vermogen om die dingen te genieten (voor het eerst geïntroduceerd in 5:19) is op zichzelf een groot geschenk van God. Zoveel andere gaven hebben en deze niet, is ontzettend belastend.

De Leraar legt niet uit wat er precies in de weg stond om al de andere gaven te kunnen genieten. Het kan een tegenslag zijn in zaken (5:13-15). Maar het kan ook gaan om chronische ziekte, of oorlog, of de boze plannen van iemand met meer macht, of zelfs een bepaalde vorm van waanzin.

Iemand kan vroeg sterven, terwijl een ‘vreemde’ zal genieten van alle dingen die hij heeft verzameld (6:2). Of misschien zal iemand niet alleen onvervuld sterven en nauwelijks opgemerkt, maar ook onbetreurd (hij had ‘geen begrafenis’, 6:3).

Qohelet benadrukt ‘een misgeboorte is er beter aan toe dan hij’ (6:3). Voor een dergelijk kind geldt: ‘in ijdelheid komt ze en in duisternis gaat ze en met duisternis wordt de naam ervan bedekt’ (6:4). Maar zelfs indien iemand tienduizend jaren zou leven en toch nooit van alle voorspoed zou genieten die God hem genadig schonk (6:6), dan is zijn leven ijdelheid. En uiteindelijk gaat hij naar dezelfde plaats als het doodgeboren kind (6:6).

Het hoofdstuk eindigt met een reeks brandende retorische vragen, allemaal ontworpen om de thesis te onderbouwen dat alles onder de zon volkomen ‘ijdelheid en bitter lijden’ is (1:2).

We werken om te eten, en eten geeft ons de kracht om te gaan werken: wat is de zin daarvan? (6:7). Maar indien iemand antwoordt dat een mens misschien niet alleen zou werken en eten, maar een ‘wijze’ zou kunnen worden (6:8), is het dan zo duidelijk dat de wijzen beter af zijn dan de dwazen?

Uiteindelijk kan veel wijsheid gewoon veel frustratie en smart met zich brengen, zoals Qohelet al eerder aangaf (1:18). Is het bovendien niet beter te genieten van de materiële wereld – van wat je kunt aanraken en horen en zien en voelen, van ‘het zien der ogen’ – dan ‘het jagen der begeerte’, dit wil zeggen, alle dingen die voor ons oog verborgen zijn maar waar we naar hunkeren? Want ‘ook dit is ijdelheid en najagen van wind’ (6:9).

Is dit te klagerig pessimistisch om realistisch te zijn? Maar wat blijft er voor hen die ‘onder de zon’ (6:12), en niets meer dan dat, zijn? We spreken te veel en weten te weinig (6:11-12). God helpe ons! We hebben een verlosser nodig van buiten onze beperkte horizonten.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 18 april 2015

Er zijn dromen in menigte, zo zijn er ook talrijke ijdele woorden; vrees echter God (Pred. 5)

Leviticus 22; Psalmen 28-29; Prediker 5; 2 Timoteüs 1

De Leraar pauzeert in zijn argumentatie om een aantal gedachten en waarheden te formuleren met betrekking tot hoe je moet leven in de wereld zoals die is, inclusief in de religieuze wereld. Zijn rede neemt een pragmatische wending die gaat van Prediker 4:9 tot 5:12.

Hier focussen we op Prediker 5:1-12, een gedeelte dat kan onderverdeeld worden in twee blokken materiaal.

In het eerste beschrijft en veroordeelt Qohelet de louter vrome man. Zijn doel is niet de volleerde hypocriet die zo vaak wordt veroordeeld door de profeten, maar de subtielere hypocriet die ervan houdt deel te nemen aan aanbiddingsdiensten, die vroom praat, en die maar zelden zijn beloften houdt of voor God uitvoert waarvoor hij zich vrijwillig aanmeldde.

‘Behoed uw voet, als gij naar Gods huis gaat; immers, naderen om te horen is beter dan het offeren der dwazen’, luidt de raad van de leraar in 4:17. ‘Wees niet overijld met uw mond, en uw hart haaste zich niet om een woord voor Gods aangezicht uit te spreken’, luidt zijn goede raad, ‘want God is in de hemel en gij zijt op de aarde, laten daarom uw woorden weinige zijn’ (5:1).

Maar als je God toch een gelofte gedaan hebt, ‘talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen. Het is beter, dat gij niet belooft dan dat gij belooft en niet inlost’ (5:3-4). ‘Er zijn dromen in menigte, zo zijn er ook talrijke ijdele woorden; vrees echter God’ (5:6).

Gezamenlijke aanbidding is niet de tijd om te dagdromen, om je terug te trekken in mentaal gefantaseer. Dit is de aanbidding van een dwaas. Alle vrome woorden en gezamenlijke uitdrukkingen en geloofsbelijdenissen worden herleid tot ijdelheid. Als je je weg verderzet doorheen de schijnbare ijdelheid van het leven, blijf dan minstens standvastig op dit punt: heb ontzag voor God.

Het tweede blok waarschuwt voor de ijdhelheid van rijkdom. In een gevallen en gebroken wereld, mogen we niet verrast worden door corruptie die de mensen afzet die onderaan de pikorde staan (5:7-8). Natuurlijk zouden we bewindvoerders moeten ondersteunen; ambtenarij is beter dan anarchie.

Niettemin is corruptie in veel culturen als een plaag, waarbij de roofdieren hoger op de ladder voortdurend streven naar meer en grotere stukken van de taart. De commentaren van de leraar zijn droog en volkomen in lijn met cynisch secularisme.

Het is een droevig feit dat liefde voor geld slechts meer liefde voor geld creëert (5:9). Onvermijdelijk trekt dit parasieten van allerlei slag aan, mensen die je vleien, die je niet echt kunt vertrouwen (5:10).

En tegen het eind van de dag laat geld je achter met slapeloze nachten – in tegenstelling tot de nachten van de werker, die zijn shifts werkt, zichzelf afbeult en geniet van een goede nachtrust (5:11).

De argumenten zijn pragmatisch, wanneer de leraar zich door het leven ploegt alleen bekeken van beneden uit.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 17 april 2015

Ervaring is niet alles

Grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt (1 Tim. 6)


Leviticus 21; Psalmen 26-27; Prediker 4; 1 Timoteüs 6

Een van de intrigerende kenmerken van 1 Timoteüs 6:3-19 is de manier waarop Paulus’ redenering heen en weer gaat. Er zijn vier blokken.

In het eerste (6:3-5) waarschuwt Paulus tegen hen die valse leer verspreiden en hij beschrijft het karakter van de valse leraars waarmee hij te maken krijgt. Een van hun motieven is ‘geldelijk gewin’ of ‘winstbejag’ (6:5): ze zijn minder geïnteresseerd in het evangelie en in zuivere godsvrucht dan in het vertonen van een veronderstelde ‘godsvrucht’ als investering in een goed leven.

Dit leidt het tweede blok in (6:6-10), dat waarschuwt tegen de liefde voor geld. Het is ‘de wortel van alle kwaad’ (6:10). Het juiste christelijke gedrag moet bestaan uit toegewijde tevredenheid, want de godsvrucht gepaard laten gaan met tevredenheid is ‘grote winst’ (6:6); bovendien nemen we aan het eind van onze levens exact terug mee wat we op de wereld meebrachten (6:7).

Streef je naar de vergankelijke dingen van dit leven dan doet dit je enkel wegzinken in ‘verderf en ondergang’ (6:9). In tegenstelling daarmee vertelt Paulus aan Timoteüs welk soort man hij zou moeten zijn: dit is het derde blok (6:11-16).

De apostel gaat dan verder naar het vierde blok (6:17-19) en draagt Timoteüs op dat hij hun die rijk zijn moet bevelen hoe ze zich moeten gedragen. Ze moeten hoogmoed afwijzen en geen vertrouwen stellen in rijkdom, die ‘onzeker’ is (6:17), maar hun vertrouwen moet in God zijn, ‘die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft’ (6:17).

Ze moeten hun rijkdom gebruiken om goed te doen, vrijgevig te zijn en mededeelzaam. Op die manier zullen ze werkelijk schatten verzamelen voor henzelf in de hemel (6:19), zoals de Heer Jezus ons leerde (Matt. 6:20). Zo dringt Paulus niet aan op ascetisme, maar op toegewijde vrijgevigheid als het beste christelijk antwoord op hebzucht.

Zo handelen de vier blokken respectievelijk over valse leraars en hun gedrag, de gevaren van rijkdom, een ware leraar en zijn gedrag, en opnieuw de gevaren van rijkdom.

Zo moeten we de sectie die Timoteüs vertelt welk soort man hij zou moeten zijn (6:11-16), gedeeltelijk zien als een tegengif voor zowel valse leer als hebzucht.

Treffend aan deze paragraaf is wat Paulus boven valse leer en liefde voor het materiële plaatst. Paulus beveelt Timoteüs eigenlijk dat een focus op eeuwige dingen een veel gezondere christelijke ambitie zal aanvuren.

Als Timoteüs ‘deze dingen’ moet ontvluchten (6:11) – het uitgesproken materialisme dat Paulus zonet veroordeeld heeft – dan moet hij zich richten op het jagen ‘naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid’ (6:11), hij moet het ‘eeuwige leven’ grijpen en volharden ‘tot de verschijning van onze Here Jezus Christus’ (6:12, 14) – terwijl hij leeft en dient in de heerlijkheid van Gods ontoegankelijke licht (6:14, 16).


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 16 april 2015

'Ik heb ingezien, dat al wat God doet, voor eeuwig is' (Pred. 3)


Leviticus 20; Psalm 25; Prediker 3; 1 Timoteüs 5

Nu kijkt Qohelet, de Leraar, naar de tijd (Pred. 3:1-17). Mocht je de verzen 2-8 geïsoleerd bekijken, dan zou je ze op verschillende manieren kunnen verstaan. Ze zouden alles kunnen relativeren: er is een tijd om te doden en een tijd om te helen, een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten enzovoort. Voor sommigen betekent dit dat er geen moreel onderscheid mag gemaakt worden. Anderen kunnen hopen hun eigen ‘tijden’ vorm te kunnen geven.

Maar in de context bekeken, is het beter deze verzen te lezen als een teken van ijdelheid voor wie alleen ‘onder de zon’ leven, en een teken van Gods soevereiniteit voor wie een breder perspectief omhelst.

De lezer die het boek gevolgd heeft tot 3:8 zou wel kunnen denken dat de poëtische sectie van 3:1-8 een andere manier is om te zeggen ‘IJdelheid der ijdelheden’ (…) Ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid!’ (zie 1:2). De seizoenen gaan voorbij en keren terug; zoveel van wat we ervaren komt voort uit de situaties waarmee we te maken krijgen, en we beheersen er zo weinig van.

De gelukkige mens verliest zijn partner en wordt verteerd door tranen; de vredige natie bevindt zich plots in een staat van oorlog; de ontroostbaar rouwende hertrouwt en danst op haar huwelijk.

We prediken liefde en leren van de Holocaust, en benadrukken dat rechtvaardigheid vereist dat we haten. En het maakt allemaal deel uit van hetzelfde zinloze bestel: ‘Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd’ (3:1). Dit is niet meer dan ‘de bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft’ (3:10).

Maar de rest van de passage wijzigt plots de teneur. De Leraar zal niet toelaten dat we in die sfeer blijven. God heeft alles ‘voortreffelijk gemaakt op zijn tijd’ (3:11). We zien zo weinig van het enorme wandtapijt dat God weeft. Qohelet relativeert daarmee het kwade niet.

Hij weet maar al te goed dat dit een gebroken en gevallen wereld is. Maar hij blijft erbij dat, in plaats van zinloze herhaling en vervelende cyclussen, wat plaatsvindt ‘onder de zon’ integendeel gezien kan worden als een weerspiegeling van Gods ontwerp, met een ‘begin’ en een ‘einde’ (3:11) aan het patroon.

Soms vangen we een glimp op van de spectaculaire kaleidoscopische heerlijkheid, maar onze horizon is zo beperkt en ons vertrouwen in God zo armtierig dat dergelijke blikken zeldzaam zijn. Maar God heeft bij mensen ook ‘de eeuw in hun hart gelegd’.

In tegenstelling tot honden of chimpansees, weten we dat we ondergedompeld zijn in de eeuwigheid, en we verlangen meer van het patroon te zien dan we kunnen; er staat dat we niets kunnen ontdekken van ‘het werk dat God doet, van het begin tot het einde’ (3:11).

Ondertussen is het een ‘gave Gods’ te eten en te zwoegen en ons te verheugen in ons eigen lapje stof, terwijl we ons blij bewust zijn ‘dat al wat God doet, voor eeuwig is’ (3:13-14). De cyclussen die de ongelovige zinloos vindt en hem radeloos maken, zetten de gelovige aan tot trouw en aanbidding.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 15 april 2015

Want aan een mens die Hem welgevallig is, geeft Hij wijsheid, kennis en vreugde (Pred. 2)


Leviticus 19; Psalmen 23—24; Prediker 2; 1 Timoteüs 4

Vooraleer de rede uit Prediker 2 te onderzoeken, moet ik terugkomen op een zin uit hoofdstuk 1. Terwijl de Leraar zijn hart zet op het door wijsheid onderzoeken van ‘alles wat onder de hemel geschiedt’, concludeert hij: ‘Dat is een kwade bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen’ (1:13).

Je zou kunnen denken dat deze uitspraak meer voortkomt uit bitterheid dan uit geloof, maar het bewijst minstens dat Qohelet nooit vervalt in atheïsme. Maar wie Prediker leest in het raamwerk van de hele Bijbel zal zeker iets meer zien. Aan deze kant van de zondeval heeft God inderdaad een intentionele straf opgelegd aan de geschapen orde, een bewuste vloek.

Paulus begrijpt dit en zou kunnen aan Prediker denken wanneer hij schrijft, ‘Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods’ (Rom. 8:20-21).

Dus nu begint de Leraar zijn verkenning van verschillende terreinen:

(a) Hij streeft naar vreugde en wijn (2:1-3). Het is niet dat vreugde nooit aangenaam is, maar hoe meer je ernaar jaagt, hoe meer het van voor je neus verdwijnt, en het blijkt als ‘najagen van wind’ (1:17).

Het is een heel vergankelijke en onbevredigende bezigheid voor mensen ‘gedurende de weinige dagen van hun leven’ (2:3).

(b) Daarom richt hij zich nu op het uitbouwen van bezit, met alle genoegens die verbonden zijn aan succes en geld. Hij is eerlijk genoeg om te getuigen dat zijn hart zich verheugde over al zijn zwoegen, en die vreugde was de beloning voor zijn werk (2:10). Maar hij kijkt terug op zijn projecten, op alle dingen waarvoor hij zich had ‘afgetobd om die te volbrengen’ (2:11), en hij beseft dat ze geen eeuwige betekenis hebben; ook dit is ‘ijdelheid en najagen van wind’ (2:11). Hij moet alles achterlaten, of zijn erfgenaam nu wijs is of dwaas (2:19).

(c) Zelfs het najagen van wijsheid lijkt ijdelheid (2:12-16). Zowel de wijze als de dwaas eindigt in de dood; geen van beiden wordt nog lang na zijn dood herinnerd. Qohelet ontkent niet dat wijsheid beter is dan onverstand (2:13), maar hij benadrukt dat de dood beiden treft. Wijsheid en onverstand bestaan niet bij zichzelf; er zijn alleen wijze mensen en dwaze mensen, en alle mensen sterven.

Maar de voorlopige conclusie aan het eind van het hoofdstuk (2:24-26) grijpt vooruit naar argumenten die nog moeten volgen. Er is door God geschonken vreugde in werk en voedsel en drinken.

Een deel van het probleem ligt in het te hard najagen van deze geneugten, in de pogingen aan deze geneugten meer betekenis te ontlenen dan ze kunnen bieden. Maar ze zijn werkelijk genoegens die van God afkomstig zijn, en aan ‘een mens die Hem welgevallig is’, schenkt Hij ‘wijsheid, kennis en vreugde’, terwijl het leven van de zondaar uitermate ijdel is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 14 april 2015

IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden (Pred. 1)


Leviticus 18; Psalm 22; Prediker 1; 1 Timoteüs 3

De auteur van het boek Prediker is (getranslitereerd in het Hebreeuws) Qoheleth, wat je uitspreekt als Ko-hellet (eventueel met aangeblazen t). Het woord is verbonden met de idee van verzamelen, en ‘Qoheleth’ betekent waarschijnlijk iets als de ‘leider van de vergadering’ of zelfs ‘iemand die de vergadering toespreekt’ (vandaar het Nederlandstalige ‘prediker’, JL). Mogelijk was de vergadering religieus van aard (kerkelijk, in het Engels ‘ecclesiastical’, wat verwant is met de Engelstalige benaming van het boek Prediker, ‘Ecclesiastes’), maar Qoheleth is ook een academicus, die gezegden verzamelt en onder woorden brengt (12:9-12). Dit zorgt ervoor dat sommige Bijbelvertalingen de uitdrukking ‘de prediker’ gebruiken (zoals de NBG); de Engelstalige NIV heeft het over ‘the Teacher’, de leraar. Een uitlegger suggereert ‘de Professor’.

Qoheleth verwijst naar zichzelf als ‘koning over Israël te Jeruzalem’ (1:12). Maar welke koning? Hij beweert ‘ik ben groter en rijker in wijsheid geworden dan allen die vóór mij over Jeruzalem geregeerd hebben’ (1:16), wat iedereen behalve Salomo lijkt uit te tellen.

Aan de andere kant zou het zeer vreemd zijn voor Salomo om dergelijke woorden te schrijven, aangezien er maar één Davidische koning in Jeruzalem was voor hem. Dus terwijl sommige commentatoren denken dat Qohelet Salomo is, wijzen anderen erop dat Salomo niet genoemd wordt en suggereren ze dat dit een religieus leider kan zijn die, als deel van zijn dramatische toespraak, zichzelf neerzet als een super-Salomo: zelfs de meest wijze man die je je kunt voorstellen zou, op zoek naar vervulling, nog altijd berooid terugkeren, uitroepend dat alles ijdelheid is (1:2).

Net zoals je heel wat delen van Job niet met inzicht of wijsheid kunt lezen zonder het verloop van het boek in zijn geheel te kennen, zo is het ook met Prediker. Qohelet zet er zichzelf toe de betekenis van alles ‘van beneden’ te onderzoeken, bekeken vanuit het standpunt van de gevallen mensheid.

Kortom, dit standpunt is van ‘onder de zon’ (1:9) of ‘onder de hemel’ (1:13). Hij is geen verdediger van het naturalisme of atheïsme, maar hij onderzoekt zonder omwegen wat gezegd kan worden van diverse zogenaamd ‘goede’ dingen wanneer ze door iemand van ‘onder de zon’ bekeken worden.

Zijn thema wordt uiteengezet in de inleiding (Pred. 1:1-11). ‘IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid!’ (1:2). Dit gaat naar de kern van de uitdrukking die al lang zo wordt weergegeven. De Engelse KJV had het over ‘Vanity of vanities . . . all is vanity’.

Het woord suggereert een zuchtje lucht, de kleinste damp, volkomen zonder betekenis. In dit boek verkent de Leraar levensterrein na levensterrein, domeinen die door zoveel mensen hoog ingeschat en gekoesterd en zelfs aanbeden worden, en hij concludeert, vanuit zijn standpunt ‘onder de zon’, dat alles volkomen zinloos is.

Tegen het einde van het boek, na het afschrapen van alle vuilnis van het leven, belandt hij bij het fundament – God zelf. En hier en daar langs de weg schenkt hij ons glimpen van een goddelijk perspectief dat het zinloze overstijgt. Maar hij neemt zijn tijd om daar te geraken, want we moeten het deprimerende gewicht voelen van alle zoekende visies die niet bij God beginnen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 13 april 2015

Een vrouw die de HERE vreest, die is te prijzen (Spr. 31)


Leviticus 17; Psalmen 20—21; Spreuken 31; 1 Timoteüs 2

Spreuken 31 focust op twee verschillende manieren op vrouwen.

In het eerste deel (31:1-9) biedt de tekst ons de ‘Woorden van Lemuël’ (over wie we heel weinig weten) – maar hoewel deze woorden ‘van Lemuël’ komen, in die zin dat hij ze autoriseerde of ze bekend maakte, worden ze anderzijds beschreven als de lessen ‘waarmee zijn moeder hem vermaande’ (31:1).

Deze woorden behandelen drie onderwerpen.

(a) Lemuëls moeder moedigt haar zoon ten zeerste aan overspel te vermijden. Hij moet zijn kracht niet verspillen aan ‘haar die koningen verderven’ – en presidenten ook, overigens.
Bovenop de gewone begeerten van het vlees, hebben degenen die macht bezitten ongetwijfeld bijkomende mogelijkheden om die begeerten te bevredigen, samen met bijkomende verantwoordelijkheden. Dus moet al vroeg in het leven het juiste voornemen gemaakt worden als een principiële kwestie.

(b) Ze zegt Lemuël dat hij intoxicatie moet vermijden.
In een tijd waarin morfine nog niet bestond, waren bier en wijn goed om hen te helpen die stervende waren of diep bedroefd (31:6), maar de geboden ‘hulp’ is van een soort die je jezelf doet vergeten en zelfs het bewustzijn doet verliezen.

Machthebbers hebben niet het recht om voor dergelijk escapisme te kiezen, want ze zijn verantwoordelijk voor het naleven van de wet en het ondersteunen van de verdrukten (31:4-5).

(c) Dit brengt de koningin-moeder bij haar laatste thema: koning Lemuël moet spreken ‘ten bate van de stomme, ten behoeve van het recht van allen die wegkwijnen’ (31:8). Gezagsdragers zouden hun ambt niet mogen gebruiken om zichzelf te verrijken en afstand te scheppen tot gewone mensen, maar wel om rechtvaardig te besturen en in het bijzonder om de meest hulpbehoevenden en de armsten van de maatschappij te helpen.

Het tweede deel van hoofdstuk 31 (vv. 10-31) is heel bekend en beschrijft ‘een degelijke huisvrouw’ (HSV: ‘een deugdelijke vrouw’). (We zouden gemakkelijk kunnen aantonen dat het boek Spreuken ook behoorlijk wat te zeggen heeft over de degelijke echtgenoot, maar de relevante spreuken zijn niet samengebundeld op één plaats zoals hier). Deze deugdelijke vrouw is iemand op wie het hart van haar man vertrouwt (31:11) en die voortdurend het goede zoekt voor hem (31:12).

Ze is zodanig ijverig dat ze bijdraagt aan het gezinsinkomen en nog meer dan voldoende overhoudt om de armen en noodruftigen te helpen (31:13-22). Ze plant op de lange termijn, spreekt met wijsheid en runt het huishouden goed.

Uiteindelijk is ze zowel de lof van haar kinderen als van haar echtgenoot. Maar bovenal, en boven de cultuurspecifieke beschrijvingen (bijv. ze werkt met wol en vlas, en als landbouwersvrouw zint ze op een veld en koopt het), vreest ze de Heer, wat het begin van wijsheid en kennis is. ‘Bedrieglijk is de bevalligheid en ijdel de schoonheid, maar een vrouw die de HERE vreest, die is te prijzen’ (31:30).


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 12 april 2015

Deze vier zijn de kleinste op aarde, doch zijn bovenmate wijs (Spr. 30)


Leviticus 16; Psalm 19; Spreuken 30; 1 Timotheüs 1

Diverse keren in dit boek vind je een formule in de orde van ‘Voor X dingen zus-en-zo, en voor X + 1 dingen dit-en-dat’. Zo begint bijvoorbeeld Spreuken 6:16-19 met ‘Deze zes dingen haat de HERE, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel’.

En dan begint de lijst: ‘hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders’ – zeven dingen, altijd het ‘X + 1’ aantal dingen.

Deze manier om een lijst in te leiden met twee zinnen – de eerste met een aantal dat eentje minder bevat dan de dingen in de lijst; de tweede zin met precies het aantal dingen in de lijst – bouwt verwachting op en maakt deel uit van het Hebreeuwse parallellisme dat er niet van houdt exact hetzelfde te vermelden in beide zinnen.

Spreuken 30 toont diverse voorbeelden van deze formule. Het is niet noodzakelijk om de formule te gebruiken wanneer een lijst wordt ingeleid (30:24), maar het wordt veel gedaan (30:15b, 18, 21, 29).

De vijf lijsten in dit hoofdstuk komen voort uit doordachte observatie van heel diverse fenomenen, en elk van de vijf maakt een ander punt. Hier denk ik na over twee ervan.

De eerste is de lijst (zonder inleidende formule) over kleine dingen die uitermate ‘wijs’ zijn: mieren, konijnen of klipdassen, sprinkhanen en hagedissen (30:24-28). Het gebruik van ‘wijs’ is verbonden met de vaardigheid te overleven (zie de overdenking van 14 maart).

Een individuele mier is niets, makkelijk te verpletteren, zonder intelligentie, maar mieren verzamelen voedsel voor de winter en overleven. Klipdassen zijn klein en relatief gesproken zonder verdediging, maar ze bezitten de vaardigheid hun woning te maken in klippen waar anderen niet kunnen leven. Hagedissen zijn zodanig traag en dom dat kinderen ze met hun handen kunnen pakken, en toch hebben ze alles wat nodig is om zelfs in paleizen te kunnen leven.

Al deze vaardigheden, al die ‘wijsheid’ heeft God genadig geschonken. In de bredere context van het boek is de les voor de hand liggend. Ook wij zijn als die domme kleine mieren of hagedissen, maar God heeft ons genadig de wijsheid geschonken te overleven.

Nog twee gedachten meer liggen niet ver af: (a) onze wijsheid, zoals die van de mier, is afgeleid van God; (b) het is ongehoord opstandig hem niet dankbaar te erkennen als de bron van ons leven.

De tweede lijst specificeert datgene wat Agur, de auteur, niet begrijpt: ‘de weg van de adelaar langs de hemel en de weg van de slang op de rots, de weg van een schip in volle zee en de weg van een man bij een jonge vrouw’ (30:18-19). Dus is seks een geschapen functie, heerlijk mysterieus, die met respect moet behandeld worden en niet mag verlaagd worden, noch misbruikt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 11 april 2015

'Mannen des bloeds haten de rechtschapene' (Spr. 29)


Leviticus 15; Psalm 18; Spreuken 29; 2 Thessalonicenzen 3

Uit Spreuken 29 neem ik vier thema’s op:

(1) ‘In de overtreding van de boze ligt een valstrik, maar de rechtvaardige zal jubelen en vrolijk zijn’ (29:6). Dit is uiterst inzichtelijk. De gevolgen van zonde omvatten ook vervormingen in je eigen persoonlijkheid, verward raken met betrekking tot je eigen zonde, angst om ontmaskerd te worden, subjectieve schuld, en veel meer: je komt door je eigen zonde in een valstrik terecht.

In contrast daarmee vermijdt de persoon die zich toelegt op gerechtigheid niet alleen dergelijke valstrikken, maar hij is ten gevolge daarvan ook relatief zorgenvrij. Hij of zij kan ‘jubelen en vrolijk zijn’.

(2) ‘Mannen des bloeds haten de rechtschapene, maar de oprechten zoeken zijn behoud’ (29:10; vgl. 29:27). Hoewel dit een algemene waarheid is, zie je het op een bijzondere manier in Jezus. Hij kon over bepaalde van zijn tegenstanders zeggen, ‘maar nu tracht gij Mij te doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord heb’ (Joh. 8:40). Het is precies omdat Jezus de waarheid zegt dat ze Hem niet geloven (Joh. 8:45).

In contrast daarmee, ‘indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek’ (Joh. 7:17). ‘Mannen des bloeds haten de rechtschapene’; het mag ons daarom niet verrassen dat de meest rechtschapen man die ooit geleefd heeft, met de grootste integriteit, aan een kruis werd gehangen en stierf.

(3) Corruptie kan van onderuit komen, dus bottom-up, maar ook vanuit de top naar beneden afzakken. Wanneer het onderaan start is het nogal weerzinwekkend, en het kan heel wat werk vragen van wie boven staan om het bij de wortel uit te roeien, of het minstens onder controle te houden.

Maar wanneer het vanuit de top komt, is het zowel weerzinwekkend als onmogelijk om het met mondjesmaat te hervormen; er is een drastische ommekeer vereist.
Indien de mensen aan de top corrupt zijn, of zelfs al tolereren ze corruptie nog maar met een knipoog of een knikje, dan is de situatie toch ernstig.

Eén vorm van deze top-downconstructie, ogenschijnlijk onschuldiger, is de machthebber die in slaap is gesust door leugens, die zichzelf omringt met onderdanen die alleen zullen zeggen wat hij wil horen.

De wijze begrijpt het ‘Een heerser die acht slaat op leugentaal –al zijn dienaren zijn goddeloos’ (29:12).

(4) Bepaalde Bijbelvertalingen geven de eerste zin van 29:18 weer in de zin van ‘Als er geen ‘visie’ is, raakt een volk losgeslagen’ of iets dergelijks, wat gezien werd als een oproep voor visionair leiderschap. Maar de NBG heeft het bij het rechte eind, en de kwestie is zelfs nog belangrijker: ‘Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk, maar heil hem die de wet bewaart’.

Waar er geen openbaring is van God, begrepen en gehoorzaamd, ‘verwildert het volk’ (of: ‘vervalt het volk tot bandeloosheid’, NBV) – een treffende en schrikbarende beschrijving van de huidige Westerse cultuur (vgl. Richteren 21:25).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 10 april 2015

Als de goddelozen tot macht komen, verbergen zich de mensen (Spr. 28)


Leviticus 14; Psalm 17; Spreuken 28; 2 Thessalonicenzen 2

Over Spreuken 28 wil ik twee opmerkingen maken:

Ten eerste schenkt dit hoofdstuk, wat ook typisch is voor andere hoofdstukken in dit boek, aanzienlijk wat aandacht aan machthebbers. ‘Door opstandigheid van het land zijn zijn vorsten vele, maar door een man van inzicht en verstand heeft het recht een lange duur’ (28:2). Dit erkent de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de regeerder en het volk.

‘Als de rechtvaardigen juichen, is de heerlijkheid groot, maar als de goddelozen tot macht komen, verbergen zich de mensen’ (28:12; zie ook 28:28). De bekwaamheden om te regeren zijn nooit louter administratief en persoonlijk, maar zijn verbonden met de diepste vragen met betrekking tot publiek recht.

‘Een grommende leeuw en een hongerige beer is een goddeloze heerser over een zwak volk’ (28:15). Dit brengt een gelijkaardige gedachte naar voren, maar in een zeer beeldrijke vorm. ‘Een vorst zonder inzicht bedrijft veel afpersingen, maar wie onrechtmatig gewin haat, verlengt zijn dagen’ (28:16). Dit weerspiegelt het gevaar van corruptie in elke regering, in het bijzonder in een regering die niet gehinderd wordt door concurrerende partijen en elektorale beperkingen.

Deze passage maakt zelfs spreekwoordelijk wat meer uitgebreid wordt beschreven in Deuteronomium 17:18-20.

Ten tweede uiten mensen soms de klacht dat de Bijbelse Wijsheidsliteratuur zover lijkt af te staan van de rest van de Bijbels verhaallijn, dat ze niet weten hoe ze die in de rest kunnen integreren. Preken en bijbelstudies over Spreuken of Prediker lopen altijd het gevaar te degenereren tot een dunne moraalles die makkelijk kan ingebed worden in een of ander religieus raamwerk.

Je begrijpt het probleem, maar er zijn meer verbanden tussen de Wijsheidsliteratuur en de rest van de canon dan er soms erkend wordt. Vanuit dit hoofdstuk vermeld ik er drie:

(1) Eerder uitzonderlijk verwijst dit hoofdstuk drie keer naar de Wet van God. ‘Wie de wet verzaken, prijzen de goddeloze; maar wie de wet betrachten, ergeren zich aan hen’ (28:4) – wat de sociale implicaties toont van gehoorzaamheid aan de wet.
‘Wie de wet betracht, is een verstandig zoon, maar wie het met de doorbrengers houdt, maakt zijn vader te schande’ – een contrast dat zowel verrassend is als suggestief.

‘Wie zijn oor afwendt van het horen der wet, diens gebed zelfs is een gruwel’ (28:9) – wat aantoont dat onder de voorwaarden van het oude verbond, trouw aan God betoond werd door je gehoorzaamheid aan de wet.

(2) ‘Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming’ (28:13) – de dramatische echo’s en ontwikkelingen weerklinken in 1 Johannes 1:9.

(3) ‘Een rijk man moge wijs zijn in eigen ogen, een arme die verstandig is, doorziet hem wel’ (28:11); ‘De hebzuchtige verwekt twist, maar wie op de HERE vertrouwt, wordt overvloedig verkwikt’ (28:25). Lees Jakobus.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 9 april 2015

Oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen (Spr. 27)


Leviticus 13; Psalmen 15-16; Spreuken 27; 2 Thessalonicenzen 1

Terwijl we nadenken over Spreuken 27 zal ik de aandacht vestigen op vijf losse spreuken:

(1) ‘Oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen, maar overvloedig zijn de kussen van een vijand’ (27:6). Dit is maar een van een groot aantal spreuken die doorheen het boek verspreid staan, waarin vleierij wordt verworpen en waarin wordt beklemtoond dat wijze mensen vermaning niet alleen op een vriendelijke en bedachtzame manier overbrengen, maar ook bereid zijn ze te aanvaarden en er uit te leren.

Bijvoorbeeld: ‘Bestraf de spotter niet, opdat hij u niet hate, bestraf de wijze, dan zal hij u liefhebben, geef aan de wijze, en hij zal nog wijzer worden, onderwijs de rechtvaardige, en hij zal aan inzicht winnen’ (9:8-9). ‘Het oor, dat luistert naar de terechtwijzing die ten leven is, zal vertoeven te midden der wijzen’ (15:31). Dit is een heel andere wereld dan een cultuur waarin mensen alleen aangemoedigd worden om zichzelf te vinden of zichzelf te uiten.

(2) Een aantal spreuken, waarvan een in dit hoofdstuk, prijst loyaliteit: ‘Laat uw vriend en de vriend van uw vader niet in de steek’ (27:10). Dit soort lof is sociaal; ze overstijgt de ‘ik eerst’-mentaliteit van het op hol geslagen individualisme, en past dus goed bij de Nieuwtestamentische nadruk op de gezamenlijke heelheid van de kerk.

(3) ‘Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander’ (27:17) – wat ook weer onmogelijk is waar het losgeslagen individualisme regeert. Voorgangers en uitleggers weten dat hun denken scherper is wanneer ze tijd nemen voor eerlijke interactie met hun collega’s.

(4) ‘Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk; even onverzadelijk zijn de ogen des mensen’ (27:20). Weinig zinnen vatten zo beknopt en zo sprekend de ongebreidelde hebzucht samen van gevallen mensen, hun begeerte naar dingen en naar macht, de hang naar bezit, controle en nieuwigheden. Sta er een moment bij stil en dodenrijk en verderf worden niet alleen de standaard van wat het betekent nooit tevreden te zijn, maar ook wat ‘de ogen des mensen’ kenmerkt.

(5) ‘De smeltkroes is voor het zilver en de oven voor het goud, en de mens (wordt beoordeeld) naar zijn faam’ (27:21). Dit kan eenvoudig betekenen dat, nadat iemand door een smeltkroes van lijden ging, de mate van bijval bij wijze van spreken bepaald wordt door wat zijn of haar tijdgenoten aan de andere kant vinden.

Maar het is waarschijnlijker dat de faam zelf in bepaalde opzichten de ultieme test is voor je karakter. Je kunt al evenveel over mensen zeggen (en misschien wel meer) door hoe ze lof beantwoorden, als je over ze kunt zeggen door hoe ze omgaan met tegenslag. Vraag het maar aan voetbalvedetten, filmsterren, en mensen in de kerk die te snel zijn opgeklommen. Misschien is dit de uiteindelijke smeltkroes. Het maakt ons niet kapot; het brengt aan het licht wat er daar zit, en heel vaak is het niet veel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.