vrijdag 31 januari 2014

Misschien wel mank, maar krachtiger dan ooit tevoren (Gn. 32)

Genesis 32; Markus 3; Esther 8; Romeinen 3
Wat een transformatie in Jakob (Gen. 32)! Oppervlakkig gezien is er natuurlijk niet zoveel veranderd. Hij verliet Berseba voor Paddan-Aram omdat hij vreesde voor zijn leven; zijn broer Esau had – in zijn ogen - genoeg reden om hem te doden. Nu keert hij terug naar huis en Jakob is nog altijd doodsbenauwd voor zijn broer.

Niet minder oppervlakkig bekeken zou iemand kunnen aanvoeren dat er veel is veranderd: Jakob ontvluchtte de tenten van zijn ouders als ongehuwde man, bijna zonder bezittingen, terwijl hij hier terugkeert als rijke, getrouwde man met veel kinderen.

Maar de diepste verschillen tussen de twee reizen blijken uit Jakobs veranderde houding tegenover God. Op de heenreis neemt Jakob geen initiatief in godsdienstige zaken. Hij gaat gewoon slapen (Gen. 28).

Het is God die ingrijpt met een opmerkelijke droom van een ladder die tot aan de hemel reikt. Wanneer Jakob wakker wordt, erkent hij dat wat hij heeft meegemaakt een soort bezoek van God was (28:16-17); maar hij reageert daarop met een zeker voorstel tot ruilhandel met God: als God hem veiligheid, bescherming, voorspoed en uiteindelijk een gelukkige terugkeer naar huis wil schenken, dan zal Jakob God op zijn beurt erkennen en Hem een tiende aanbieden.

Nu is het toch wel anders. Ja, God neemt opnieuw het initiatief: Jakob ontmoet engelen Gods (32:1-2). Jakob besluit voorzichtig te handelen. Hij stuurt enkele van zijn mensen vooruit om Esau aan te kondigen dat zijn broer terugkeert. Dit is de aanzet voor een onheilspellend bericht: Esau is op komst om hem te ontmoeten, maar met vierhonderd man.

Aan de ene kant zet Jakob een zorgvuldig georkestreerd plan in werking: opeenvolgende golven van geschenken voor zijn broer worden vooruitgezonden, en elk van de boodschappers wordt zorgvuldig geïnstrueerd om Esau bijzonder hoffelijk en respectvol aan te spreken.

Aan de andere kant geeft Jakob toe dat hij de controle over zaken kwijt is. De ruilhandel is voorbij. ‘Zeer bevreesd’ en ‘bang te moede’ (32:7) onderneemt Jakob actie en bidt dan, smekend om hulp.

Hij herinnert God aan zijn verbondsbeloften, hij voert zijn eigen onwaardigheid aan, hij erkent hoeveel onverdiende zegeningen hij gekregen heeft, hij belijdt hoe bevreesd hij wel is (32:9-12). En dan, tijdens de donkerste uren, worstelt hij met die vreemde manifestatie van God zelf (32:22-30).

Een twintigtal jaren zijn voorbijgegaan sinds Jakobs heenreis. Sommige mensen leren niets in twintig jaar. Jakob heeft nederigheid geleerd, vasthoudendheid, godsvrucht, vertrouwen op Gods verbondsbeloften en hoe hij moet bidden. Dit betekent helemaal niet dat hij zo door schrik is overmand dat hij niets anders doet dan zich terugtrekken in gebed. Veeleer betekent het dat hij doet wat hij kan, terwijl hij volkomen gelooft dat de redding van de Here moet komen.

Tegen dat de zon opkomt, stapt hij met een manke heup, maar hier is een sterkere en betere man.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 30 januari 2014

Gigantische veranderingen op komst (Mk. 2)

Genesis 31, Markus 2, Esther 7, Romeinen 2

De 3 meest gebruikelijke godsdienstige handelingen voor veel Joden waren gebed, vasten en het geven van aalmoezen (d.i. geld geven aan de armen). Dus toen Jezus’ discipelen een beetje onverschillig leken rond dit tweede punt, moest dit wel vragen oproepen. De farizeeën vastten en de discipelen van Johannes de Doper vastten. Maar vasten was niet karakteristiek voor Jezus’ discipelen. Waarom niet? (Markus 2:18-22)

Jezus’ antwoord wekt verbazing: ‘En Jezus zeide tot hen: Kunnen bruiloftsgasten dan vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is en dan zullen zij vasten, te dien dage’ (2:19-20).

Hier is dan Jezus, uitermate zelfbewust, zich goed bewust dat Hij zelf de messiaanse Bruidegom is, en dat in zijn onmiddellijke tegenwoordigheid vreugde de gepaste reactie is. Het koninkrijk was op komst, de koning was al aanwezig, de dag van de beloofde zegeningen brak aan. Dit was niet een tijd voor verdriet, waar het vasten een teken van was.

Maar toen Jezus doorging met spreken over de bruidegom die zou worden weggenomen van zijn discipelen, en dat deze gebeurtenis rouw zou brengen, dan valt het zeer te betwijfelen of iemand op dat ogenblik de betekenis van de uitspraak kon vatten.

Uiteindelijk zou er bij de komst van de Messias toch gerechtigheid zijn en de triomf van God? Wie kon er nu spreken over de Messias die zou worden weggenomen? De volledige analogie van de bruidegom werd wazig.

Maar na Jezus’ dood en opstanding, na zijn verhoging tot de heerlijkheid, en na de belofte van zijn wederkomst aan de voleinding van de eeuw, zouden de stukjes in elkaar passen. De discipelen zouden uitgesproken droefheid ervaren gedurende de drie dagen van het graf, voor Jezus’ glorieuze opstanding hun wanhoop voor altijd zou wegvegen.

En in een afgezwakte zin, zouden Jezus’ discipelen periodes van lijden ervaren die dagen van vasten zouden oproepen als ze te maken zouden krijgen met de aanvallen van de boze, terwijl ze wachtten op de gezegende wederkomst van hun Meester.

Maar nu nog niet. Op dit moment waren smart en vasten ronduit ongepast. De beloofde Messias, de hemelse bruidegom, was onder hen.

De waarheid is, zegt Jezus, dat met de komst van het koninkrijk, de traditionele levensstructuren en godsdienstige vormen zouden veranderen. Het zou ongepast zijn om het nieuwe op het oude te enten, alsof het oude de ondersteunende structuur vormt – net zo goed als het ongepast is om een grote scheur in een oud kleed te herstellen met een nieuw, ongekrompen stuk stof, of om oude en broze wijnzakken te gebruiken om nieuwe wijn te bevatten die nog aan het gisten is: de vrijkomende gassen zullen de oude zakken ongetwijfeld doen barsten.

Het oude is niet de ondersteuning voor het nieuwe; het verwijst er naar, bereidt er op voor, en ruimt dan baan. Zo bereidt Jezus zijn discipelen voor op de gigantische veranderingen die op komst waren.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 29 januari 2014

Disfunctionele familie ontdekt trouwe God (Gn. 30)


Genesis 30, Markus 1, Esther 6, Romeinen 1
Toen ik een kind in de zondagschool was, leerde ik de namen van de twaalf stammen van Israël door een eenvoudig refreintje te zingen: ‘These are the names of Jacob’s sons: / Gad and Asher and Simeon, / Reuben, Issachar, Levi, / Judah, Dan, and Naphtali - / Twelve in all, but never a twin - / Zebulun, Joseph, and Benjamin.’ [Letterlijk in het Nederlands: ‘Dit zijn de namen van Jakobs zonen: Gad en Aser en Simeon, Ruben, Issachar, Levi, Juda, Dan en Naftali – twaalf in totaal, maar nooit een tweeling – Zebulon, Jozef en Benjamin.]

Maar vele jaren gingen voorbij voor ik begreep hoe belangrijk de twaalf stammen zijn in de grote verhaallijn van de Bijbel. Veel van de wrijvingen in de rest van Genesis draaien rond hun relaties. De organisatie van de natie Israël draait rond het apart zetten van één stam als priesters: de Levieten. Uit een andere zoon, Juda, komt het Davidische koningshuis voort dat leidt tot de Messias.

Doorheen de eeuwen zou de stam van Jozef verdeeld worden in Efraïm en Manasse; in aanzienlijke mate zou Benjamin met Juda samengaan. Tegen het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, vormen de twaalf stammen van het oude verbond de tegenhanger voor de twaalf apostelen van het nieuwe verbond. Dit twaalf-maal-twaalfmodel (d.i. 144, in de symboliek van deze apocalyptische literatuur) omvat in principe het hele volk van God.

Maar wat een bedenkelijk begin kennen ze in Genesis 30. Het bedrog van Laban in Genesis 29, dat resulteerde in Jakobs huwelijk met zowel Lea als Rachel, mondt nu uit in een van de meest ongezonde gevallen van gezinsrivaliteit in de Heilige Schrift.

Elk van deze vrouwen uit dit gezin wil zo graag de andere overtreffen dat ze nog liever hun slavin aan hun echtgenoot geven, dan de ander toe te laten voorsprong te nemen in de race om kinderen te baren.

Zo zelfgericht en ondoordacht zijn de relaties dat Rachel op een andere keer bereid is om de sekstijd van haar man aan haar zuster Lea te verkopen voor wat liefdesappelen. Polygamie grijpt om zich heen, en daarmee ook een puinhoop van verstoorde relaties.

Uit deze pijnlijke en ronduit disfunctionele familierelaties komen elf zonen en een dochter voort (de geboorte van de laatste zoon, Benjamin, wordt verhaald in hoofdst. 35). Hier ligt de herkomst van de twaalf stammen van Israël, het ontstaan van de Israëlitische natie.

Hun herkomst is niet slechter dan die van anderen, ze is eerder typerend. Maar het wordt al meteen duidelijk dat God niet met deze familie omgaat omdat ze consequent boven andere families uitsteekt. Nee, Hij gebruikt hen om zijn verbondsbeloften te houden aan Abraham, Isaäk en Jakob.

Hij gaat genadig met hen verder om zijn grootse heilsplannen te volvoeren. De bedenkelijke gezinsconflicten, van de soort die de aanzet kunnen zijn voor B-films, kunnen de soevereine God van het heelal er niet van weerhouden trouw te zijn aan zijn verbondsbeloftes.


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 28 januari 2014

Mp3 lezing: 'De gelovige en lijden'

Zaterdag jl. vond in Menen opnieuw een lezing plaats in de reeks 'Geloven in de 21e eeuw'. Deze keer sprak Jaap Vergouwe over het omgaan met pijn en verdriet. De lezing kreeg als titel mee 'De gelovige en lijden'.

Download de mp3 'De gelovige en lijden'


De eerstvolgende lezing staat gepland op zaterdag 15 februari. Dan behandelt Wim Hoddenbagh de rol van 'De gelovige in de wereld', als het gaat om evangelisatie en zending.

'Ik ben met u' (Mt. 28)


Genesis 29, Matteüs 28, Esther 5, Handelingen 28
De slotzin van Matteüs 28 is opvallend: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (28:20). Natuurlijk is dit een grootse belofte van de opgestane Christus aan zijn volk, zo kort voor zijn hemelvaart. Maar het verband onthult dat het hier niet zomaar gaat om een soort algemene bemoediging. Contextueel is ze gelinkt aan de Grote Opdracht.

Wat is de aard van dit verband? Of om de vraag nog te specificeren, waarom is Jezus’ belofte om met zijn discipelen te zijn tot helemaal aan het einde van de wereld, verbonden met zijn verklaring over zijn eigen gezag en zijn opdracht om overal alle volkeren tot discipelen te maken?

We moeten onderkennen dat deze woorden niet worden uitgesproken als een botte voorwaarde, bijna een dreigement. Jezus zegt dus niet: ‘Als je de volken tot discipelen maakt, dan pas zal ik met u zijn tot aan de voleinding van de wereld’. Nog minder zegt Hij: ‘Als je de volken niet tot discipelen maakt, dan zal Ik niet bij u zijn tot aan de voleinding van de wereld’. Toch wordt een bepaald verband verondersteld. Wat is het dan?

Het verband is zo algemeen dat ik vermoed dat het de bedoeling is dat we de aanwezigheid van Jezus met ons zullen zien als de modelvorm voor het vervullen van de Grote Opdracht – dit wil zeggen: het is zowel de ervaring van hen die de opdracht gehoorzamen, als tegelijk het kader van waaruit we die opdracht gehoorzamen.

We kennen en ervaren de tegenwoordigheid van Jezus in overeenstemming met zijn belofte, en we leggen daar getuigenis van af, zelfs bij het verkondigen van Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft en wat Hij beveelt.

Hoe objectief de waarheid van het Evangelie dat we verkondigen ook is, we verkondigen het niet alleen omdat het de waarheid is, maar omdat we zelf zijn reddende en transformerende kracht hebben ervaren.

Daarom verkondigen we niet alleen zijn waarheid, we leggen er ook persoonlijk getuigenis van af, van Jezus zelf. We zijn niet slechts koele boodschappers van bepaalde objectieve gebeurtenissen, we zijn discipelen die zich toewijden aan het maken van andere discipelen.

Het hoeft niet te verwonderen dat wanneer we deze opdracht opnemen, we de beloofde tegenwoordigheid van Jezus nog intenser ervaren. Omdat we Hem kennen én zijn transformerende aanwezigheid in onze levens, evangeliseren we, dopen we, onderwijzen we en maken we discipelen – en zo leren we Hem nog beter kennen en ervaren we zijn transformerende tegenwoordigheid in onze levens nog meer.

Zijn belofte om bij ons te zijn tot aan het eind van de wereld is dus de matrix of modelvorm van waaruit we de Grote Opdracht gehoorzamen, tegelijk fundament en doel, basis en beloning. Hoe zou het ook anders kunnen? We dienen Hem omdat we Hem liefhebben en verlangen om aan het einde van onze weg zijn gezegende woorden te horen: ‘Wel gedaan!’.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 27 januari 2014

God ontmoet ons waar we zijn (Gn. 28)


Genesis 28; Matteüs 27; Esther 4; Handelingen 27
De naam 'Bethel' betekent ‘huis van God’. Ik vraag me af hoeveel kerken, huizen, Bijbelscholen en –seminaries, christelijke opvangcentra en andere instituten niet deze naam hebben gekozen om hun logo’s en andere briefhoofden te sieren.

Maar de gebeurtenis die aan de naam ten grondslag lag (Gen. 28) was een allegaartje. Er is Jakob, die zich mijlenver naar het huis van zijn oom Laban haast.
Ogenschijnlijk is hij op zoek naar een godvrezende vrouw – maar die reden speelt veel meer door het hoofd van Isaak dan door dat van Jakob.

In werkelijkheid rent hij voor zijn leven, zoals het voorgaande hoofdstuk duidelijk maakt. Hij wil ontsnappen aan moord door zijn eigen broer, in de nasleep van zijn eigen smakeloze daad van bedrog en misleiding. Te oordelen naar de dingen die hij van God verzoekt, dreigt hij voedselgebrek te lijden en onvoldoende kleding te hebben, en hij mist zijn familie nu al (28:20-21).

Maar hier ontmoet God hem in een zo heldere droom dat Jakob verklaart: ‘Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is niet anders dan een huis Gods, dit is de poort des hemels’ (28:17).

Van zijn kant herhaalt God de kern van het verbond met Abraham tegenover deze kleinzoon van Abraham. De droom van de ladder opent het vooruitzicht op toegang tot God, op Gods rechtstreekse contact met een man die tot op dit punt meer gedreven lijkt door opportunisme dan door principes.

God doet de belofte dat zijn nakomelingen talrijk zullen zijn en dit land zullen krijgen. De ultieme expansie wordt ook weer herhaald: ‘met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’ (28:14). Zelfs op persoonlijk vlak zal Jakob niet verlaten worden, want God verklaart: ‘En zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden overal waar gij gaat, en Ik zal u wederbrengen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik u heb toegezegd’ (28:15).

Ontwaakt uit zijn droom, richt Jakob een altaar op en noemt de plaats Bethel. Maar in grote lijnen is hij nog steeds dezelfde opportunist. Hij doet een gelofte: ‘Als God zus en zo en zo zal handelen, als ik alles krijg wat ik verlang en verhoop van deze overeenkomst ‘dan zal de HERE mij tot een God zijn’ (28:20-21).

En God laat hem in leven! Het verhaal gaat verder: God doet al wat Hij belooft en meer. Al Jakobs voorwaarden worden ingewilligd. Een van de grote thema’s in de Bijbel is hoe God ons ontmoet waar we zijn: in onze onzekerheden, in onze voorwaardelijke gehoorzaamheid, in onze mix van geloof en twijfel, in onze mengeling van ontzag en eigenbelang, in ons verstaan en onze dwaasheid. God openbaart zich niet slechts aan de grootsten en meest heldhaftigen, maar aan ons, in ons Bethel, het huis van God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 26 januari 2014

Achter de coulissen regeert God (Mt. 26)


Genesis 27, Matteüs 26, Esther 3, Handelingen 26
Alle vier de hierboven vermelde gedeeltes uit het Bijbelleesrooster dragen bij tot het thema van de voorzienigheid van God.

In veel opzichten is Genesis 27 een triest en smerig verhaal. Eerder had Esau zijn geboorterecht veracht (25:34); nu werkt Jakob hem eruit via oplichterij.
Jakob wordt hierbij aangestuurd door zijn moeder Rebekka, die op die manier favoritisme vertoont onder haar kinderen en niet loyaal is tegenover haar echtgenoot. Esau barst in woede uit en neemt in het geheel geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij koestert zelfs zijn bitterheid en beraamt de moord op zijn broer. Het gezin dat de lijn van de belofte vormt brengt er niet veel van terecht.

Maar wie het gedeelte lezen binnen het verloop van het volledige boek herinneren zich dat God zelf aan Rebekka verklaard had, nog voor dat de tweeling geboren was, dat de oudste de jongere zou dienen (25:23).

Misschien is dat een van de redenen waarom ze handelde zoals ze deed: blijkbaar dacht ze dat God wel wat hulp kon gebruiken om zijn voorzegging te laten uitkomen, zelfs immorele hulp. Maar achter deze smerige en boze daden werkt God op mysterieuze wijze zijn plannen uit om de lijn van de belofte tot het doel te brengen dat Hij heeft bepaald.

Natuurlijk had God het zo kunnen beschikken dat Jakob als eerste werd geboren, als dit de man was waarvan Hij wilde dat hij de lijn zou verderzetten. In plaats daarvan wordt Esau als eerste geboren, maar is Jakob uitverkoren, als om duidelijk te maken dat de lijn wel belangrijk is, maar dat Gods soevereine ingrijpende uitverkiezing belangrijker is dan menselijke anciënniteit, dan louter eerstgeboorterecht.

In Matteüs 26 beramen de autoriteiten een smerig plan om samen het recht te buigen en een politiek probleem op te lossen; Judas, een van de intimi van Jezus, verkoopt zijn meester. Jezus doorstaat doodsangsten in Getsemane, Hij wordt gearresteerd en verraden met een kus; het Sanhedrin veroordeelt en mishandelt zijn gevangene; Petrus verloochent Jezus.

Maar wie kan eraan twijfelen, in het licht van het verloop van het boek, dat God soeverein de controle behoudt om het gewenste doel tot stand te brengen? Jezus zal zijn leven geven ‘als een losprijs voor velen’ (20:28), en alle falen, pijn en zonde in dit hoofdstuk monden uit in verlossing.

Het boek Esther vermeldt zelfs het woord 'God' niet. Maar ook hier stevent zelfs Hamans geplande grove en door de regering gesanctioneerde genocide af op Gods redding.

En Paulus (Handelingen 26) zou wellicht zijn vrijgesproken, had hij zich niet beroepen op Caesar - maar net dit beroep laat hem finaal toe om het evangelie te verkondigen tot in het hart van het Rijk.

Voorzienigheid is mysterieus. Ze mag nooit gebruikt worden om verkeerde daden te rechtvaardigen of om zonde goed te praten: Isaak en zijn familieleden zijn meer dan een beetje slordig, Judas is een bedrieglijke ellendeling, Haman is boosaardig, en het Romeinse hof dat Paulus vervolgt is meer dan een klein beetje corrupt.

Maar God regeert soeverein, achter de schermen, en Hij brengt heerlijkheid voort uit bloedvergieten en eer uit schande.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 25 januari 2014

Eens dood, nu levend

Een van de cruciale verschillen tussen het Judeo-christelijke wereldbeeld en andere levensbeschouwingen is dat niet een mate van morele kwaliteit ons terug in een goede relatie met God kan brengen. Hierin ligt het verschil tussen moraliserende religies en hetgeen Jezus ons aanbiedt: Jezus biedt niet aan om slechte mensen goed te maken, maar dode mensen levend.

Bron: Ravi Zacharias, Just Thinking, Threads of a redeemed heart

Kol. 2:13 - Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold

Schaap of bok? (Mt. 25)


Genesis 26, Matteüs 25, Esther 2, Handelingen 25
De parabel van de schapen en de bokken (Mat. 25:31-46) vestigt onze aandacht op de hongerigen, de dorstigen, de naakten, de zieken en de gevangenen. Hij spreekt boekdelen voor ons in een cultuur waarin de armen, ellendigen en ongelukkigen makkelijk kunnen worden genegeerd of naar de buitenkant van onze blik gedrukt.

Hier verklaart Jezus, de Mensenzoon en Koning: ‘Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (25:40; vgl. vers 45). Betekent dit niet dat we op de een of andere manier Christus dienen wanneer we de noodlijdenden dienen? Wordt dit dan niet een kenmerk – misschien zelfs hét onderscheidende kenmerk – van ware volgelingen van Jezus Christus?

Dit is in ieder geval hoe deze gelijkenis gewoonlijk wordt uitgelegd. Aan de ene kant ben ik terughoudend om die uitleg in vraag te stellen, omdat het altijd belangrijk is voor wie de levende God kennen en volgen om hun leven in God te tonen op het terrein van mededogen, dienstbetoon en zelfverloochening. De Bijbel heeft op andere plaatsen zeker heel wat te zeggen over zorg voor de armen.

Maar het is eerder onwaarschijnlijk dat dit de focus is van deze gelijkenis. Een andere klassieke stroming in de uitleg van dit gedeelte is veel waarschijnlijker. Twee elementen in de tekst verduidelijken de zaak.

Ten eerste benadrukt Jezus dat wat door ‘de schapen’ werd gedaan werd, of niet werd gedaan door ‘de bokken’, werd gedaan ‘aan één van deze mijn minste broeders’ (25:40; vgl. vers 45). Er is overvloedig bewijs dat deze uitdrukking niet verwijst naar iedereen die lijdt, maar naar Jezus’ volgelingen die lijden.

De nadruk ligt niet op mededogen in het algemeen (hoe belangrijk dit elders in de Schrift ook is), maar op hen die mededogen hebben bewezen aan de volgelingen van Jezus die hongerig, dorstig, naakt, ziek of gevangen zijn.

Ten tweede zijn zowel de schapen als de bokken (25:37, 41, 44) verrast wanneer Jezus zijn verdict kenbaar maakt over de manier waarop ze ‘deze mijn minste broeders’ hebben behandeld. Als Jezus zou verwijzen naar een algemeen of generiek mededogen, dan kun je je moeilijk voorstellen dat ook maar iemand zo verrast zou zijn als hier.

Het punt is dat het Jezus’ identificatie met deze mensen die wel (of niet) werden geholpen de kwestie is waar het om draait – en dit is een vast kenmerk in bijbels geloof. Bijvoorbeeld wanneer Saulus (Paulus) christenen vervolgt, vervolgt hij Jezus (Hd. 9:4).

Ware volgelingen van Jezus gaan tot het uiterste om andere volgelingen van Jezus te helpen, vooral de zwakken en meest verachten onder hen; anderen voelen niet de minste betrokkenheid op dit vlak. Dit is wat de schapen en de bokken scheidt (25:32-33).

Dus hoe behandel jij andere christenen, zelfs de geringsten van Jezus’ broeders?


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 24 januari 2014

De Mensenzoon komt onverwachts (Mt. 24)


Genesis 25; Matteüs 24; Esther 1; Handelingen 24
In tumultueuze tijden kwamen christenen al vaak in de verleiding om data vast te stellen waarop de Heer zou terugkomen – bijna altijd zeiden ze dan dat Hij zou terugkomen binnen één generatie van wie de voorspelling doet. In Matteüs 24:36-44 verklaart Jezus echter dat het tijdstip verborgen is. We kunnen het niet kennen en moeten dit ook niet proberen.

Meer bepaald benadrukt dit gedeelte twee dingen.

Ten eerste is niet alleen de ure van het eind een geheim dat de Vader voor zichzelf voorbehouden heeft, maar wanneer het oordeel komt zal dit onverwacht zijn, plots en onomkeerbaar.

Dat is ook het punt van Jezus wanneer Hij de vergelijking maakt met de plotse aanvang van de zondvloed: ‘Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn’ (24:37).

Het punt is niet dat mensen aan het einde van de tijden even slecht zullen zijn als in de dagen van Noach. Dit kan zo zijn of het kan niet zo zijn, maar het is niet wat Jezus zegt. Jezus vestigt de aandacht op het doodgewone verloop van het leven in Noachs dagen voor de zondvloed: ‘etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging’ (24:38).

De zondvloed kwam als een volslagen verrassing en vernietigde hen volkomen. ‘Zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn’ (24:39). Twee mannen of twee vrouwen zullen gezamenlijk aan het werk zijn en het oordeel zal een ervan wegnemen en de ander zal achterblijven (24:40-41). Het einde der dingen zal plots en onverwacht zijn.

Ten tweede volgt daaruit (‘dan’, 24:42) dat trouwe dienstknechten altijd gereed zullen zijn. Vanzelfsprekend weet een heer des huizes in een gevaarlijke buurt niet wanneer de dief zal opdagen. Hij neemt eerder de nodige voorzorgen zodat hij altijd gereed zal zijn.

Het punt is niet dat Jezus’ terugkeer aan het einde der tijden stiekem – zoals het naderen van een dief – of gewelddadig gebeurt, of uitbuiting met zich brengt.

Het punt is eerder dat, alhoewel het tijdstip van zijn terugkeer niet kan worden voorspeld, Hij zal komen, en zijn volk moet er even goed zijn op voorbereid als de huiseigenaar in de onveilige buurt is voorbereid op de komst van de dief (wiens timing al even onvoorspelbaar is). ‘Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen’ (24:44).

Wat zou jij aan het doen, zeggen, denken of plannen willen zijn wanneer Jezus terugkomt? Wat zou je niét aan het doen, zeggen, denken of plannen willen zijn wanneer Jezus terugkomt? Jezus zegt wat we altijd moeten doen: ‘Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt’ (24:42).


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 23 januari 2014

Zaterdag lezing in Menen: 'De gelovige en lijden'



Aanstaande zaterdag 25 januari kun je opnieuw in CC De Steiger in Menen terecht voor een lezing in de reeks 'Geloven in de 21e eeuw'. Jaap Vergouwe uit Poperinge spreekt dan over 'De gelovige en lijden', over hoe gelovigen omgaan met pijn en verdriet.
Aanvangsuur: 19.30 u.

Slik, een kameel binnengewerkt (Mt. 23)


Genesis 24; Matteüs 23; Nehemia 13; Handelingen 23
De taal in Matteüs 23 is ronduit schokkend. Jezus spreekt herhaaldelijk zijn ‘wee’ uit over de farizeeën en schriftgeleerden, terwijl hij hen betitelt als ‘huichelaars’ en hen ‘blinde leidslieden’ en ‘blinde dwazen’ noemt, en hen vergelijkt met ‘gewitte graven’ die ‘van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid’. Ze zijn ‘kinderen van de hel’ en ‘adderengebroed’. Wat is het dat bij Jezus dergelijke verregaande taal oproept?

Er zijn drie belangrijke kenmerken in deze mensen die Jezus’ toorn opwekken.

Het eerste is het verlies van perspectief dat, met betrekking tot de openbaring van God, de minder belangrijke punten benadrukt, ten koste van de belangrijke punten. Ze zijn altijd overdreven minutieus over tienden geven, leggen zelfs tienden opzij van de kruiden die ze in de tuin kweken, terwijl ze zich in zekere zin geen zorgen maken over de uiterst belangrijke kwesties van ‘het oordeel en de barmhartigheid en de trouw’ (23:23).

Jezus maakt goed duidelijk dat hij de relatief minder belangrijke onderwerpen niet opheft: zijn gesprekspartners mogen die niet verwaarlozen, want deze voorschriften waren tenslotte door God gegeven. Maar deze punten zo benadrukken ten koste van de gewichtige onderwerpen, staat gelijk met de mug uitziften en de kameel doorzwelgen.

Net zo gaat het als je zorgvuldig regels opstelt over wanneer het belangrijk is om de waarheid te vertellen en wanneer en hoe je wegkomt met een leugen (23:16-22): dan ga je niet alleen voorbij aan het feit dat de waarheid spreken van fundamenteel belang is, maar impliciet ontken je daarmee dat het hele universum aan God toebehoort en dat al onze beloften en eden voor Hem gebeuren.

Het tweede kenmerk is liefde voor de uiterlijke religieuze vormen met zeer weinig blijk van een veranderde natuur, een veranderd hart. Je laten begroeten als een wetgeleerde, je laten eren door de gemeenschap, zorgen dat men je als heilig en religieus aanziet, terwijl je van binnen roof, onmatigheid, bitterheid, rivaliteit en haat koestert, is uitermate zondig (23:5-12, 25-32).

De derde vernietigende aanklacht betreft het feit dat deze leiders, omdat ze een belangrijke onderwijzende rol vervullen, hun vergif verder verspreiden en er anderen mee besmetten – zowel via hun leer als door hun voorbeeld. Niet alleen kunnen ze zelf het koninkrijk niet binnengaan, ze verhinderen ook effectief anderen er binnen te gaan (23:13-15).

Hoeveel evangelische leiders steken het grootste deel van hun energie in randzaken of bijkomstigheden, en veel te weinig in de uiterst belangrijke onderwerpen van oordeel, barmhartigheid en trouw – in onze gezinnen, in de kerken, op de werkvloer, in al onze relaties en in ons land?

Hoevelen maken zich drukker over de vraag of ze wijs en heilig beschouwd worden, dan of ze wijs en heilig zijn? Hoevelen belanden uiteindelijk op het punt dat ze hun toehoorders naar de verdoemenis helpen door hun eigen slechte voorbeeld en afdrijven van het evangelie en zijn implicaties?
Onze enige hoop rust op deze Jezus, die – ook al veroordeelt Hij deze verschrikkelijke schuld zo scherp – over de stad weent (Mat. 23:37-39; Lk. 19:41-44).


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 22 januari 2014

Wat denkt u van de Christus? (Mt. 22)

Genesis 23; Matteüs 22; Nehemia 12; Handelingen 22
De slotverzen van Matteüs 22 (Mat. 22:41-46) bevatten een van de meest intrigerende gesprekken uit de evangeliën. Jezus pareerde net succesvol een reeks lastige vragen die eerder bedoeld waren om Hem in de val te lokken of te vernederen dan om de wijze antwoorden te ontlokken die Hij in werkelijkheid geeft. Nu stelt Jezus zelf een vraag: ‘Wat dunkt u van de Christus [d.w.z. de Messias]? Wiens zoon is Hij?’ (22:42).

Sommige Joden dachten dat er twee Messiassen zouden zijn – een uit de lijn van David (de stam Juda) en een uit de stam van Levi. Maar het hoeft niet te verwonderen dat de farizeeën hier het juiste antwoord geven: ‘Davids Zoon’ (22:42).

Maar dan gooit Jezus zijn bommetje: ‘Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb’ (22:43-44).

Jezus citeert hier Psalm 110, die door het opschrift geïdentificeerd wordt als een psalm van David. Had slechts een hoveling de psalm geschreven, dan had men onder zijn beschrijving ‘De Here heeft gezegd tot mijn Here’ begrepen dat hij wilde zeggen: De Here [God] heeft gezegd tot mijn Here [de koning]’.

In feite is dit ook hoe veel liberale uitleggers de psalm interpreteren – dit betekent dan natuurlijk dat ze moeten negeren wat het opschrift zegt. Maar als Dàvid de psalm schreef, dan moet de ‘mijn Here’ die hij aanspreekt, iemand anders zijn dan hijzelf.

De uitleg die door de jaren heen door veel bijbelstudenten, zowel Joden als Christenen, wordt gegeven is correct: David, die ‘door de Geest’ een zogenaamde profetische psalm schrijft (d.i. een godsspraak, een profetie die rechtstreeks door de Geest wordt ingegeven), verwijst naar de Messias die zou komen: ‘De Here [God] heeft gezegd tot mijn Here [de Messias]’. En wat hij zei in de rest van de psalm, bevestigt Hem tegelijk als universeel koning en volmaakt priester.

In een tijd waarin familiale hiërarchie betekende dat de zoon altijd gezien werd als in zekere mate ondergeschikt aan de vader, maakt Jezus nu zijn punt af: ‘Indien David Hem [d.i. de Messias] dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’ (22:45).

De implicaties zijn verbijsterend. De Messias uit de lijn van David zou aan de ene kant ongetwijfeld Davids zoon zijn, weliswaar met een millennium van David gescheiden, maar niettemin in de troonsopvolging. Maar aan de andere kant zou Hij zo groot zijn dat zelfs David Hem moet aanspreken met ‘mijn Here’.

Elk ander beeld van de Messias is te klein, te reductionistisch. De Oudtestamentische teksten wezen generaties vroeger al in de juiste richting. Maar er zullen altijd mensen zijn die de simplificaties van het reductionisme verkiezen boven de diepgang van de openbaring in de hele Bijbel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 21 januari 2014

De HERE zal erin voorzien (Gen. 22)

Genesis 22; Matteüs 21; Nehemia 11; Handelingen 21

De dramatische kracht van de beproeving van Abraham bij het offeren van Isaak (Gen. 22) is welbekend. Dat het verslag zo beknopt is roept verwondering op.

Wanneer hij zijn dienstknecht vertelt dat ‘we’ (22:5 – d.w.z.: zowel Abraham als Isaak) zullen terugkeren na op de berg Moriah te hebben aangebeden, speculeerde Abraham er toen op dat God zijn zoon terug zou opwekken uit het graf? Hoopte hij dat God op een nog onbekende manier zou ingrijpen? Welke denkbare verklaring kon Abraham zijn zoon geven toen hij hem vastbond en hem op het gereedgemaakte altaar legde?

Een ogenblik eerder was Abrahams antwoord op Isaaks vraag over het lam een voltreffer: ‘God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon’ (22:8). Er is geen suggestie dat Abraham het kruis voorzag. Te oordelen aan de manier waarop hij bereid was om door te gaan met het offer (22:10-11), is het zelfs niet duidelijk dàt hij verwachtte dat God in een letterlijk dier zou voorzien. Iemand zou zelfs kunnen veronderstellen dat dit een vroom antwoord is voor de jongen, tot de vreselijke waarheid niet langer kon worden verzwegen.

Maar toch zat Abraham volgens de context van het verhaal dichter bij de waarheid dan hij kon vermoeden: God voorzag inderdaad in het lam, een plaatsvervanger voor Isaak (22:13-14). In feite zat Abraham, zoals zoveel andere personen uit de Bijbel (bijv. Kajafas in Joh. 11:49-53), véél dichter bij de waarheid dan hij kon vermoeden: God zou niet slechts in het dier voorzien dat in dit geval als plaatsvervanger kon dienen, maar ook in de ultieme plaatsvervanger, het Lam van God, die als enige onze zonde kon dragen en al Gods wonderlijke heils- en oordeelsplannen kon verwezenlijken (Opb. 4-5; 21:22).

‘De HERE zal erin voorzien’ (22:14): zoveel had Abraham duidelijk begrepen. Je kunt je slechts inbeelden hoezeer dezelfde les in de geest van de jonge Isaak was ingeprent, en bij zijn latere nakomelingen.

God zelf verbindt deze episode met de verbondsbelofte: Abrahams geloof mondt hier uit in een zo krachtige gehoorzaamheid, dat hij zelfs zijn eigen veelgeliefde zoon niet tot een plaats verheft die God zou onttronen.

God herhaalt de belofte: Ik zal ‘u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt’ (22:17-18).

Op dit punt zweert God bij zichzelf (22:16), niet omdat Hij anders zou liegen, maar omdat er niemand groter is om bij te zweren. En de eed zelf zou een geweldig stabiliserend anker blijken voor Abrahams geloof en voor het geloof van allen die in zijn spoor zouden volgen (vergelijk Hebr. 6:13-20).


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 20 januari 2014

Het leven en de dood van Christus vormen de maatstaf voor leiderschap (Mt . 20)

Genesis 21; Matteüs 20; Nehemia 10; Handelingen 20
In de negentiende eeuw schreef Lord Acton al dat macht corrupt maakt en dat absolute macht absoluut corrupt maakt. De stichters van de Amerikaanse Republiek zouden het daarmee niet oneens zijn geweest. Dit is een van de redenen waarom ze een overheid samenstelden met aanvullende controles en waarborgen tussen de drie staatsmachten [de zgn. ‘checks and balances’]. Ze wilden niet dat één tak teveel macht zou krijgen, omdat ze wisten dat er vroeg of laat corruptie zou binnensluipen.

Dit is ook een van de belangrijkste redenen waarom ze een grondwettelijk gemandateerd democratisch kiesstelsel wilden. Het was niet omdat ze vertrouwden op de wijsheid van mensen als collectief – hun geschriften tonen dat ze klamme handen kregen bij de gedachte om teveel macht te geven aan volksstemming.

Maar ze wilden een mechanisme waarbij je mensen kon wegstemmen en vervangen door andere. Op die manier kon niemand die aan de macht was buitensporig veel macht verwerven: vroeg of laat zou hij er zonder bloedvergieten gewoon kunnen uitgegooid worden.

Jezus verstaat de aard van macht in alle lagen van de regering: ‘Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen’ (Mat. 20:25).

Het is spijtig te moeten zeggen, maar kerkelijke macht kan net zo goed corrupt zijn. Dit is waarom Jezus voor een radicaal ander paradigma [of model] staat: ‘Zo is het onder u niet. Maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn’ (20:26-27).

Het is van vitaal belang voor een gezonde kerk dat we dit gedeelte goed verstaan. Drie overwegingen kunnen de betekenis helpen scherpstellen.

Ten eerste is het ultieme voorbeeld op dit vlak de Heer Jezus zelf, die ‘niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (20:28). Dit is niet slechts een grootse tekst over de plaatsvervangende aard van de verzoening die Jezus bewerkte toen Hij stierf aan het kruis (vergelijk 20:17-19), maar de tekst beklemtoont ook het feit dat het leven en de dood van Jezus de maatstaf moeten vormen voor christelijk leiderschap.

Ten tweede betekent een slaaf worden van allen heel uitdrukkelijk niet dat leiders slaafs, dwaas, onwetend of alleen maar aardig moeten zijn – niet meer dan Jezus’ leiderschap en offer door dergelijke onbekwaamheid werden gekenmerkt.

Ten derde betekent het wel dat christelijk leiderschap op een verregaande manier zelfverloochenend zal zijn ten behoeve van anderen, naar het ultieme voorbeeld van de zelfverloochening van Christus voor anderen.

Daarom moet de kerk of gemeente geen mensen tot posities van leiderschap verhogen die veel van de noodzakelijke gaven hebben voor het hoge ambt, maar falen op dit punt. Om bijvoorbeeld leiding te geven of te onderwijzen moet je de gave van leiderschap of onderwijs bezitten (Rom. 12:6-8). Maar je moet net zo goed uiterst toegewijd zijn aan principiële zelfverloochening ten behoeve van broers en zusters in Christus, of je bent ongeschikt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 19 januari 2014

Geen hoop buiten God (Mt. 19)

Genesis 20, Matteüs 19, Nehemia 9, Handelingen 19

Na Jezus’ gesprek met de rijke jongeling, zegt Hij zijn discipelen: ‘Ik verzeker jullie: slechts met grote moeite zal een rijke het koninkrijk van de hemel binnengaan. Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan’ (Mat. 19:23-24). De discipelen, zo wordt ons verteld, waren ‘hevig ontzet’. ‘Wie kan er dan nog gered worden?’, vroegen ze zich luidop af (19:25).

Hun vraag verraadt heel veel. Het is alsof de leerlingen dachten, dat als er iemand kon gered worden, het toch zeker een dergelijke morele, onkreukbare en ronduit rijke jongeman moest zijn, die zich net met enige droefheid van Jezus had afgewend.

Als zelfs hij niet kon gered worden, wie in de wereld dan wel? Misschien dachten ze dat zijn rijkdom toonde dat hij door God gezegend was, terwijl zijn uiterlijk onberispelijke karakter hun oordeel bevestigde.

Op die manier verraden ze hoe weinig ze van Jezus’ uitspraak begrepen. Zijn punt was dat rijkdom makkelijk tot een surrogaat-god wordt. Het is buitengewoon moeilijk voor iemand die vasthangt aan rijkdom - en zeker rijkdom die hij of zij zelf vergaarde en waarover die persoon zich dus trots voelt - om God te benaderen zoals een kind dit zou doen (19:13-15), en God dus gewoon om hulp te vragen en genade te ontvangen.

De discipelen kijken precies op de verkeerde manier naar deze dingen. Bezittingen zijn zegeningen, zo redeneren ze, en ze komen van God. Als een persoon bezittingen geniet, dan moeten die zegeningen wel hun oorsprong vinden bij God. Dus zal een persoon met vele zegeningen grotere kans hebben te zijn gered dan anderen die met minder zegeningen kunnen pronken.

Jezus gaat niet mee in het gekibbel. Zou Hij op dit punt meepraten over meer of minder kans voor iemand om te worden gered, dan zou Hij de legitimiteit van hun vraag ondersteunen, die in feite uitermate verkeerd is gesteld. Dit is gewoon niet de manier om deze kwestie te bekijken.

Neem de groep die de discipelen beschouwen als het dichtst bij het koninkrijk: Zullen zij worden gered? ‘Bij mensen is dit onmogelijk’, benadrukt Jezus (19:26). En dit betekent natuurlijk, uit het oogpunt van de discipelen, dat als zelfs de meest gefortuneerden niet kunnen binnengaan, dan niemand het zal kunnen. Dit is juist het punt: ‘Bij mensen is dit onmogelijk’.

Maar deze onmogelijkheid kan worden omgedraaid, want we dienen een God die veel dingen doet die bij mensen onmogelijk kunnen. Wie kan dan gered worden? ‘Bij God is alles mogelijk’ (19:26). Dat is waar onze hoop ligt: bij een God die de meest onverwachte personen kiest, zowel rijk als arm, en zijn wet op hun harten schrijft. Zonder tussenkomst van Gods genade, is er geen hoop voor wie dan ook van ons.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 18 januari 2014

Worden als een kind (Mt. 18)

Genesis 19; Matteüs 18; Nehemia 8; Handelingen 18
Als iemand niet voorzichtig is, is het vrij gemakkelijk een analogie te verdraaien. De reden ligt voor de hand. Als iets een vergelijking of analogie is voor iets anders, dan zijn er onvermijdelijk punten waar de twee dingen gelijklopend zijn, en andere punten waar ze behoorlijk verschillen.

Waren ze op elk punt gelijklopend, dan zouden ze zich niet als analogie tot elkaar verhouden; de twee zouden in plaats daarvan identiek zijn. Wat een verband van analogie zo vruchtbaar en verhelderend maakt ligt precies in het feit dat de twee dingen niet identiek zijn. Maar dat is ook wat ze een beetje verraderlijk maakt om te verstaan.

Dit punt is cruciaal voor het verstaan van de analogie die Jezus gebruikt in Matteüs 18:16. Wanneer zijn discipelen hun discussie starten over wie nu de grootste is in het koninkrijk der hemelen, roept Jezus een klein kind en beklemtoont dat als niet elk van hen ’zich bekeert en wordt als de kinderen’, ze ‘het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan’ (18:3).

Inderdaad, ‘Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen’ (18:4). Een klein kind ontvangen in Jezus’ naam staat gelijk met Jezus ontvangen (18:5); een van deze kleinen, die in Jezus geloven, daarentegen doen zondigen, is een zodanig ernstige misdaad dat het beter ware nooit te zijn geboren (18:6).

Het is belangrijk op te merken wat de gelijkenis niet stelt. Ze suggereert niet dat kinderen onschuldig zijn of zondeloos, er ligt geen aanwijzing in dat hun geloof intrinsiek zuiver is, geen sentimentele illusie dat kinderen meer verstaan van God dan volwassenen.

Het belangrijkste punt uit de analogie wordt gemaakt door de context van de discussie tussen de discipelen. Terwijl zij ruziën over wie de grootste is in het koninkrijk, stelt Jezus alles in het werk om de aandacht te vestigen op leden van de samenleving die niemand als groot zou beschouwen.

Kinderen zijn zulke afhankelijke schepselen. Ze zijn niet sterk, wijs of gesofistikeerd. Ze zijn relatief doorzichtig. Trotse volwassenen dan moeten zich vernederen, zodat ze tot God zouden naderen als kleine kinderen: eenvoudig en in een onbevangen afhankelijkheid, zonder enige hoop de grootste te zijn in het koninkrijk.

Stellen zulke kinderen bovendien hun vertrouwen in Jezus - ongetwijfeld zonder veel vernuftigheid, maar met een transparante eenvoud – dan zijn zij die hen bederven en op het verkeerde pad brengen te beklagen en uitermate boosaardig.

Hier is dus een beeld van grootheid in het koninkrijk dat onze aanmatigingen aan gruzelementen slaat, onze trots vernedert en onze zelfzuchtige eerzucht beschaamt. Mogen we niet de verkeerde conclusies trekken uit deze analogie, dan zijn er nog correcte lessen in overvloed om goed over door te denken en in de praktijk te brengen.

Wie kerkelijke toppen en grote faam ambiëren moeten deze woorden goed overwegen: ‘Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen’.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 17 januari 2014

En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon (Mat. 17)


Genesis 18; Matteüs 17; Nehemia 7; Handelingen 17
Een van de grote fouten die zelfs gelovigen soms maken is de neiging om Jezus te onderschatten (Mt. 17:1-8).

Jezus neemt de drie discipelen die van zijn twaalf het dichtst bij Hem staan - Petrus, Jakobus en Johannes - mee op een hoge berg, slechts met hen vier. ‘En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht’ (17:2).

Plots verschenen Mozes en Elia, ‘die met Hem spraken’ (17:3). Het is alsof de ultieme identiteit van de eeuwige Zoon voor even mag doorbreken; de drie discipelen worden ‘ooggetuigen van zijn majesteit’ (2 Petr. 1:16).

Het is moeilijk om hierin niet ook een voorsmaakje te zien van de glorie van de verheerlijkte Zoon (vgl. Opb. 1:12-16), van die Jezus voor wie elke knie zich zal buigen, in hemel en op aarde en onder de aarde, terwijl ‘elke tong zal belijden “Jezus Christus is Heer”, tot eer van God de Vader’ (Fp. 2:10-11 [NBV]).

Maar Petrus begrijpt het verkeerd. Hij erkent terecht dat het een enorm voorrecht is bij deze gelegenheid te mogen aanwezig zijn: ‘Heer’, zegt hij, ‘het is goed, dat wij hier zijn’ (17:4). Maar dan zegt hij iets dwaas: ‘indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een’.

Hij begrijpt de betekenis van de aanwezigheid van Mozes en Elia compleet verkeerd. Hij denkt dat Jezus verhoogd wordt tot hun geweldige statuur, de statuur van de middelaar van het Sinaïverbond en van de eerste van de grote Bijbelse profeten.

Hij heeft het helemaal verkeerd voor. Hun aanwezigheid betekende veeleer dat de wet en de profeten van Hem getuigden (vergelijk 5:17-18; 11:13). God zelf zet de puntjes op de i. In een schrikwekkende openbaring, dondert God vanuit een overschaduwende wolk: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!’ (17:5).

Eer de drie discipelen bekomen zijn van hun verlammende angst, is het allemaal voorbij: ‘Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan Jezus alleen’ (17:8) – een betekenisvolle conclusie van het verslag.

Jezus duldt geen rivalen. Er zijn veel religieuze leiders (geweest). In een tijd van postmoderne gevoeligheden en een diepe culturele toewijding aan filosofisch pluralisme, is het o zo eenvoudig om Jezus op ontelbare manieren te relativeren.

Maar er is slechts één Persoon van wie kan worden gezegd dat Hij ons schiep, en dan een van ons werd; dat Hij de Heer der heerlijkheid is, en een mens; dat Hij stierf in schande en schaamte aan het verfoeilijke kruis, maar nu gezeten is aan de rechterhand van de majesteit in de hoge, toen Hij was teruggekeerd naar de heerlijkheid die Hij bij de Vader had nog voor de wereld begon.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 16 januari 2014

Mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden (Gen. 17)


Genesis 17; Matteüs 16; Nehemia 6; Handelingen 16
We moeten niet denken dat God zich elke dag aan Abraham openbaarde: de beslissende momenten vinden plaats over een aanzienlijke periode. Brengen we de chronologische aanwijzingen samen, dan speelt Genesis 12 zich af wanneer Abram vijfenzeventig is; Genesis 15 is niet gedateerd maar vindt plaats in het daaropvolgende decennium. Nu is hij negenennegentig en Ismaël is er al 13 (Gen. 17:1, 25).

Gods aanhef bij deze gelegenheid moet een grote bemoediging zijn geweest, wanneer die zo enkele van de al aangehaalde thema’s samenbrengt: ‘Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk; Ik zal mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate talrijk maken’ (Gen. 17:1-2).

In de volgende verzen ligt aanvankelijk nadruk op het verbond, op de belofte van het land en op het feit dat Abram ‘tot een vader van een menigte volken’ wordt (17:4-5). Dit laatste staat in de schijnwerpers, maar er zijn drie nieuwe elementen in de ontwikkeling van de heilsgeschiedenis.

Ten eerste krijgen zowel Saraï als Abram een nieuwe naam. Als Abram ‘verheven vader’ betekent, dan betekent Abraham ‘vader van velen’, dit wil zeggen ‘de vader van vele volken’, wat impliciet aankondigt dat, hoe belangrijk zijn rol als hoofd van het jonge Hebreeuwse volk ook is, Abraham nog groter zal zijn in zijn fundamentele rol als degene in wie alle geslachten op aarde zullen gezegend worden (12:3). Sarah zal als moeder ‘tot volken worden’ (17:16) [Eng.: ‘the mother of nations’].

Ten tweede introduceert God de besnijdenis als inwijdingsteken voor het verbond. Besnijdenis werd door diverse volkeren in het Midden-Oosten gepraktiseerd. Hier echter heeft het een onderscheidende rol: een niet onbekend gebruik in Abrahams wereld wordt door God opgepakt en krijgt een kenmerkende betekenis in de geschiedenis van het verbond dat God met zijn volk sluit.

Abraham laat geen tijd verloren gaan om eraan te voldoen (17:23-27). Dit is een sociale ‘grenspaal’ die de Hebreeën in de loop van de geschiedenis in toenemende mate heeft gekenmerkt als anders. Maar het is meer dan dat. Het is zo definitief ingesteld als het unieke teken van het eeuwigdurende verbond dat niet-naleven betekent dat iemand is afgesneden van het volk van God (17:13-14). Nog vooraleer er een groot aantal verordeningen in het verbond staat, worden zijn kader, zijn scheidslijn en zijn symboliek vastgelegd.

Ten derde leidt Abrahams begrijpelijke maar ongelukkige scepticisme dat hij op hoge leeftijd en in dit late stadium van hun huwelijk nog een zoon van Sara zal voortbrengen, hem ertoe Ismaël voor te stellen als degene door wie God zijn beloften zal vervullen (17:17-18). Maar God moet daar niet van weten. Ismaël zal grote aantallen voortbrengen, maar de lijn van het verbond loopt via Isaak (17:19-21). De geschiedenis van het verbondsvolk krijgt zo op een beslissende manier vorm door Gods soevereine keuze.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 15 januari 2014

Er staan wratten op het portret (Gen. 16)

Genesis 16, Matteüs 15, Nehemia 5, Handelingen 15
Van alle literatuur uit het oude Nabije Oosten is Hagar, voor zover ik me bewust ben, de enige vrouw die door de Godheid rechtstreeks met haar naam wordt aangesproken (Gen. 16:8; 21:17). De vrouw in kwestie is niet een van de grote matriarchen van het Oude Testament – Sarah misschien, of Rachel, of Rebekka – maar een slavin die zich ergert aan haar meesteres en vlucht.

Toch spreekt God haar aan. Hij draagt haar op zich te onderwerpen aan Saraï (16:9), belooft dat het kind dat ze draagt een zoon zal zijn en vertelt haar later dat die zoon de voorvader zal zijn van een groot volk (21:18).

Het verslag bevat veel onderling verweven lagen om over na te denken. Geplaatst na Gods verbond met Abram in Genesis 15, werpt dit incident geen al te fraai licht op Abram, noch op Saraï. Snakkend naar kinderen denken ze het recht te hebben Gods doeleinden – en hun eigen verlangens! - tot stand te brengen door legale maar dubieuze middelen.

Het resultaat is niet alleen spanning in hun huishouden voor de komende jaren – spanning die nog zijn weerslag heeft op de volgende generatie (Gen. 21, 25) – maar meteen ook het ontstaan van de Arabische volken, die zich tot op vandaag regelmatig laten vangen aan vijandelijkheden tegenover Israël.

Een van de belangrijke kenmerken van de Bijbel is zijn uitgesproken eerlijkheid: grote mannen en vrouwen worden geportretteerd met wratten en al. Dit blijft een gebroken wereld en zelfs de allerbesten zijn gevallen mensen. Dit zou ons moeten waarschuwen voor ongebreidelde heldenverering.

Maar er is nog een ander verband met de vorige hoofdstukken. God had Abram beloofd dat alle volken op aarde door hem heen zouden worden gezegend (12:3). De uitverkiezing van Abram is een middel tot dit doel. Hoezeer gefocust op Abrams nageslacht Gods plannen ook zullen zijn, Hij blijft de soevereine Heer over allen.

In het boek Genesis zit het verhaal van Abram vervat in het bredere verslag van de schepping van alles en de zondeval van alles. En zo toont God hier, helemaal aan het begin van de geschiedenis van het volk Israël, zijn bekommernis voor de verachte en de verworpene, mensen die van nature niet verbonden zijn met de beloofde geslachtslijn.

We kunnen dezelfde zorg herkennen bij de Heer Jezus. In Matteüs 15:21-28 weet Jezus zeer goed dat zijn opdracht tijdens zijn dagen in het vlees in de eerste plaats is gericht op ‘de verloren schapen van het huis Israëls’ (Mt. 15:24).

Er is een heilshistorische voorrang voor het oude verbondsvolk van God. Maar dit weerhoudt er Hem niet van het opmerkelijke geloof te erkennen van weer een vrouw, een Kananese, die met wijsheid haar smeekbede aanpast.

Ze spreekt Christus niet langer aan als ‘Zoon van David’ (15:22), tegenover wie ze geen rechtstreekse aanspraak kan laten gelden, maar smeekt eenvoudig om erbarmen (15:27). Weer vindt een ‘Hagar’ erbarming in overvloed, zoals talloze mensen vandaag nog doen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 14 januari 2014

En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid (Gen. 15)


Genesis 15, Matteüs 14, Nehemia 4, Handelingen 14
Gods tijdschema is zo anders dan het onze. Abram wil een zoon en hij heeft het gevoel dat zijn tijd opraakt; God voorziet een geslacht met vele miljoenen afstammelingen. Abram heeft het gevoel dat zijn levenseinde nadert terwijl er maar weinig is bereikt van Gods doel met zijn roeping uit Ur der Chaldeeën; God ziet de volledige loop van de heilsgeschiedenis.

Wat God in Genesis 15 doet, is Abraham beloven dat zijn nageslacht talrijk zal zijn. Aan de ene kant is Gods belofte genoeg: ‘ En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid’ (Gen. 15:6).

Abrams geloof is eenvoudig en diep: hij geloofde Gods beloften, terwijl hij God op zijn woord vertrouwde. En dit geloof werd, in Gods ogen, hem als gerechtigheid toegerekend. Dit betekent niet dat Abram spaarpunten kreeg omdat hij dergelijk rechtvaardig geloof aan de dag legde.

De idee is eerder dat God van zijn beelddragers gerechtigheid vereist, wat Hij altijd heeft vereist– maar wat Hij met dit zondige mensengeslacht aanvaardt en het bestempelt als gerechtigheid, is geloof, geloof dat onze afhankelijkheid van God erkent en God op zijn woord vertrouwt. Dit geloof van Abram is hetgeen hem tot ‘vader’ maakt van hen die uit het geloof zijn (Rom. 4; Gal. 3).

Maar hoe echt dit geloof ook is, toch heeft Abram moeite om zich sommige details van Gods belofte te kunnen voorstellen. God vertelt hem over een tijd waarin zijn nakomelingen het hele land rond hem zullen bezitten en Abram slaat aan het wankelen en vraagt een teken (Gen. 15:8).

Heel genadig willigt God die vraag in: in een visioen mag Abram zien hoe God met hem in een verbond treedt. Waarschijnlijk staan de stukken van de dieren waartussen ‘een rokende oven met een vurige fakkel’ doorging (Gen. 15:17), voor een manier van uitdrukken dat ‘wie tot dit verbond toetreden op dezelfde manier mogen uiteengerukt worden als ze de voorwaarden van dit verbond met voeten treden’.

Wat een visionaire daad van goedheid is om Abrams geloof te verankeren is tegelijk een gelegenheid voor Gods langetermijnplannen, zijn vaste referentiekader: Hij stelt zijn verbond in met Abram en zijn nageslacht, een verbondsrelatie waarin christenen vandaag toetreden (Gal. 3:6-9).

Er rest ons in dit hoofdstuk nog één lijn die Gods langetermijnvisie op dingen weergeeft. Een reden waarom Abram nog niet meteen kan beginnen het Beloofde Land in te nemen, is dat ‘de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol’ is (Gen. 15:16).

Gods soevereine timing stemt zo goed overeen met zijn morele gevoeligheden dat tegen de tijd dat de kinderen van Abraham klaar zijn om het Beloofde Land in te nemen, de bewoners van dat land zodanig in verval zullen zijn gezonken dat het oordeel over hen moet uitgeoefend worden. Die tijd komt, zo zegt God, maar in dit hoofdstuk is het nog niet zover.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 13 januari 2014

God bereidt de weg voor de ultieme priester-koning (Gen. 14)

Genesis 14, Matteüs 13, Nehemia 3, Handelingen 13
Mocht je het boek Genesis doorlezen zonder vooraf de inhoud van enig ander Bijbelboek te kennen, dan zouden die paar verzen over Melchizedek (Gen. 14:18-20) ongetwijfeld een van de meest raadselachtige gedeeltes vormen. Want hoe draagt hij uiteindelijk substantieel bij aan de verhaallijn van het boek?

Melchizedeks aanwezigheid wordt voorafgegaan door de beslissing (weergegeven in Gen. 13) van Abram en Lot om zich van elkaar af te scheiden om het geruzie te beëindigen dat uitbrak tussen hun respectievelijke herders.

Lot kiest voor de vlakten van Sodom en Gomorra. Dit betekent dat hij en zijn familie en rijkdom worden meegenomen wanneer Kedorlaomer en de kleinere met hem verbonden koningen de tweelingsteden aanvallen en ervandoor gaan met aanzienlijke buit.

Abram en zijn omvangrijk aantal weerbare mannen gaan achter de aanvallers aan. De schermutseling eindigt met de vrijlating van Lot en zijn familie en het terugwinnen van mensen en goederen die eerder waren meegenomen.

In de daaropvolgende verzen weigert Abram om ook maar enige beloning aan te nemen van de koning van Sodom, een stad die toen al bekendstond voor zijn boosheid. Maar hij aanvaardt dankbaar de zegen van de koning van Salem (dat mogelijk gelijk is aan Jeruzalem?) en betaalt hem op zijn beurt eerbiedig een tiende.

Historisch gezien lijkt Melchizedek (zijn naam betekent ‘koning van gerechtigheid’) de koning van de stadsstaat Salem (die naam betekent dan weer ‘vrede’ of ‘welzijn’). Hij is niet alleen Salems koning, maar functioneert ook als ‘priester van God de allerhoogste’ (14:18).

En inderdaad: het is in de naam van de allerhoogste God dat hij Abram zegent. En Abram respecteert hem zodanig, schijnbaar hem kennend van eerdere ontmoetingen, dat hij hem op zijn beurt ook eer betuigt.

We moeten niet denken dat Abram de enige persoon op aarde was die kennis bezat over de levende God. Melchizedek was een andere, en Abram vindt in hem een geestesverwant.

In een boek dat een exacte stamboom biedt van quasi iedereen die belangrijk is voor de verhaallijn, blijkt Melchizedek eerder opvallend eenvoudigweg te verschijnen en weer te verdwijnen – ons wordt niet verteld wie zijn ouders zijn, noch wanneer en waar hij sterft.
Hij en zijn stad vormen een afweer voor Sodom en zijn koning. Nog maar eens zijn er twee steden: de stad van God en de stad van de mens (zoals Augustinus ze zou betitelen).

Melchizedek wordt op slechts twee andere plaatsen in de Bijbel vernoemd. De eerste is Psalm 110 (zie de overdenking voor 17 juni). De andere is Hebreeën, waar de auteur erkent dat het invoegen van Melchizedek in het verhaal van Genesis geen toeval is, maar een symbolisch geladen gebeurtenis van bijzonder belang (in het bijzonder Hebr. 7).

God bereidt de weg voor de ultieme priester-koning, niet alleen in woordelijke profetieën, maar ook in modellen (of types) die de klassen afbakenen en vormgeven aan de verwachtingen van het volk van God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 12 januari 2014

Het geknakte riet zal Hij niet verbreken (Mt. 12)


Genesis 13; Matteüs 12; Nehemia 2; Handelingen 12
Het plaatje is liefelijk. Jezus is zo gevoelig en zachtmoedig dat wanneer Hij een ‘geknakt riet’ vindt (Matt. 12:20), Hij dit niet onnadenkend afkraakt. In plaats daarvan versterkt Hij het, in de hoop dat het zelf weer heropleeft.

Als de wiek van een kaars is herleid tot een smeulende pit, blaast Hij die niet uit – om ze volledig te doven. In plaats daarvan wakkert Jezus ze terug aan tot een vlam. Hij zal op die manier handelen, zo wordt ons verteld, totdat ‘Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht. [NBV: ‘totdat het recht dankzij hem overwint’] En op zijn naam zullen de heidenen hopen’ (12:20-21). De woorden zijn afgeleid van Jesaja 42:1-4, een van de passages in Jesaja over de ‘lijdende dienstknecht’.

Veel mensen verwachtten een Messias die zou komen met beslissende en onweerstaanbare kracht en gerechtigheid zou brengen op aarde, of toch minstens voor Israël. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat veel mensen de komende Koning in verband brachten met de door Jesaja beloofde dienstknecht. Dit is waarom het begrip van een koninkrijk dat aanbrak in de context van zachtmoedigheid en zegen, en terughoudend was in de kwestie van beslissend oordeel, zo onverwacht was.

Maar hier was dan Jezus, die de zieken onder het volk genas – terwijl Hij hen waarschuwde mensen niet te vertellen wie Hij was (12:15-16). Geen wonder dat Matteüs in dergelijk gedrag een directe vervulling van Jesaja’s liefelijke woorden ziet.

Zelfs de omringende verzen verraden iets over hetzelfde thema. Terwijl Jezus iemand geneest op de Sabbat, proberen zijn tegenstanders Hem te doden omdat hij zo openlijk de Sabbat breekt (12:9-14); omdat Jezus demonen uitwerpt van een arm slachtoffer staan zijn opponenten klaar om Jezus af te schilderen als de duivel zelf (12:22-28). Hun uitgesproken hardvochtigheid in naam van een gepretendeerde orthodoxie, contrasteert scherp met zijn zachtmoedigheid.

Bovenop de grote christologische implicaties, onthult dit gedeelte ook iets over de aard van het koninkrijk waarin christenen getrokken zijn, en daarom ook over de wandel die van ons wordt verlangd.

Aan de ene kant, zoals Matteüs duidelijk maakte in het vorige hoofdstuk, zijn Jezus’ getuigen geroepen tot een heilige en moedige vrijmoedigheid, een vastbesloten trouw aan het evangelie die bereid is om uitsluiting en zelfs vervolging te ondergaan.

Maar we moeten niet het soort ‘kracht’ vertonen dat hard en hardvochtig is, de vorm van oprechtheid die boos en arrogant is, de soort moed die eigenlijk veeleer meedogenloos is, het soort getuigenis dat tekeergaat en manipuleert.

We volgen de Heer Jezus, die zijn volgelingen opdraagt ‘neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart’ (11:29). Dit betekent dat ook wij, terwijl we ‘de heidenen het oordeel verkondigen’ (12:18), vastbesloten zijn om niet te twisten of onze stem te verheffen ‘met cimbalengeklank in de straten’.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 11 januari 2014

Met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden (Gen. 12)


Genesis 12, Matteüs 11, Nehemia 1, Handelingen 11
Dit gedeelte, Genesis 12, toont een keerpunt in het zich ontvouwende heilsplan van God. Van nu af aan ligt de focus van Gods handelen niet meer op verspreide individuele personen, maar op een geslacht, een volk. Dit is het keerpunt dat de Oudtestamentische documenten zo uitgesproken Joods maakt.

Uiteindelijk komen uit dit volk de wet, priesters, wijsheid, relatiepatronen tussen God en zijn verbondsvolk, gezichten, profetieën, klaagzangen, psalmen – een rijk pallet aan instellingen en teksten die vooruitwijzen, op manieren die steeds duidelijker worden, naar een nieuw verbond dat werd voorzegd door Israëls profeten.

Zelfs in dit initiële verbond met Abram vervat God een belofte die de horizon breder maakt dan Israël, een belofte die herhaaldelijk opnieuw opduikt in de Bijbel. God zegt aan Abraham: ‘met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’ (12:3) [NBV wijkt hier af, maar heeft een voetnoot, JL].

Opdat we het belang ervan niet zouden missen, herhaalt het boek Genesis de belofte (18:18; 22:18: 26:4; 28:14). Een millennium later wordt dezelfde belofte geheroriënteerd van het volk in zijn geheel, naar een van Israëls grote koningen: ‘Zijn naam zal eeuwig bestaan, zijn naam zal voortleven zolang de zon zal schijnen. Men zal wensen gezegend te worden als hij, en alle volken prijzen hem gelukkig’ (Ps. 72:17).

De ‘evangelische profeet’ vertolkt vaak dezelfde brede focus (bijv. Jes. 19:23-25). De vroegste prediking in de kerk, na de opstanding van Jezus, begreep dat de redding die Jezus bracht een vervulling was van die belofte aan Abraham (Hd. 3:25). De apostel Paulus legt hetzelfde verband (Gal. 3:8).

Zelfs wanneer het gedeelte uit Genesis niet expliciet wordt geciteerd, duikt hetzelfde standpunt op honderden manieren weer op: dat het al vanaf het begin Gods ultieme voornemen was om mannen en vrouwen uit elk geslacht samen te brengen in de nieuwe mensheid die Hij vormde.

In feite wijzen – weliswaar los van dit gedeelte –twee van de drie overblijvende passages uit het leesregime voor vandaag [zie bovenaan] in dezelfde richting.

In Matteüs 11:20-24 maakt Jezus in verontrustende bewoordingen duidelijk, dat heidense steden op de laatste dag – hoewel gestraft - mogelijk minder streng zullen worden gestraft dan de steden van Israël die het onschatbare voorrecht genoten om Jezus zelf te horen en zijn wonderen te zien, maar er niets mee aanvingen. Zijn eigen uitnodiging is breed: ‘Kom tot mij allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven’ (Matt. 11:28).

En in Handelingen 11 verhaalt Petrus de kerk in Jeruzalem zijn wedervaren met Cornelius en diens huishouden en hij leidt hen tot de conclusie: ‘Dan geeft God dus ook de heidenen de kans om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’ (Hand. 11:18).

Christus ontvangt de onbelemmerde lof van de hemel, omdat Hij met zijn bloed mensen heeft gekocht voor God ‘uit elke stam en taal en volk en natie’ (Opb. 5:9; zie de overdenking voor 15 december).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 10 januari 2014

Wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig (Mt. 10)

Genesis 11; Matteüs 10; Ezra 10; Handelingen 10
Terwijl Hij met ontferming is bewogen wanneer de scharen Hem doen denken aan schapen zonder een herder, instrueert Jezus zijn discipelen: ‘Vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen’ (Matt. 9:38) – en dan organiseert Hij een zendingsopdracht als training voor de twaalven die zijn kring van vertrouwelingen vormen (Mat. 10).

Er zijn heel wat mooie dingen uit dit hoofdstuk te leren. Te oordelen naar de beschrijving (bijv. 10:18) beschouwt Jezus het als een soort voorbode van een missie die een leven lang zal duren. Hier moet ik focussen op slechts één element.

Dat element is de conflictsgraad die Jezus voorziet bij deze evangelistische onderneming. Soms zullen hele gemeenschappen Jezus’ volgelingen verwerpen (10:11-14). Als ze in latere jaren met hun getuigenis de hoogste regeringskringen zullen bereiken, dan zullen diezelfde regeringen toch soms harde sancties opleggen (10:17-19).

De prioriteiten van het evangelie zullen een dusdanige breuk brengen binnen families dat sommige gezinsleden andere zullen verraden (10:21, 35). In het slechtste geval zal de vervolging christen getuigen van de ene naar de andere stad achtervolgen (10:22-23). In bepaalde gevallen zal die vervolging eindigen in martelaarschap (10:28).

Iedereen die ook maar een beetje vertrouwd is met de geschiedenis weet hoe vaak en huiveringwekkend deze profetieën werden vervuld. Het feit dat velen in het Westen grotendeels voor zo lange tijd gevrijwaard bleven van de ergste vormen van deze vervolgingen, heeft gemaakt dat we minder op onze hoede zijn – zelfs christenen kunnen denken dat de maatschappij ons een probleemloos leven verschuldigd is.

Maar nu het judeo-christelijke erfgoed van het Westen verzwakt, zouden we ons op een dag wel eens kunnen bevinden in de realiteit die zendingsspecialisten wel kennen maar de rest van ons soms negeert: de voorbije anderhalve eeuw bracht meer bekeringen, en ook meer martelaren dan de eerste 18 eeuwen samen.

Wat zal ons houvast bieden in dergelijke tijden? Dit hoofdstuk vermeldt diverse kostbare punten van steun: de erkenning dat onze Meester Jezus al gehaat werd voor ons (10:24-25); de verzekering dat op het einde gerechtigheid zal geschieden en dat zal zichtbaar worden dat die gerechtigheid geschiedt (10:26-27); de erkenning dat een gezonde vrees voor God de vrees voor mensen doet afnemen (10:28); rustig vertrouwen in de soevereiniteit van God, zelfs in deze omstandigheden (10:29-31); de bemoedigende erkenning dat zij die ons ontvangen ook Christus ontvangen, en daarmee ook God (10:40); Christus’ eigen belofte dat de beloningen van de eeuwigheid niet kunnen ontbreken (10:41-42).

In elk geval staat een fundamenteel principe op het spel: het is de manier waarop christenen dingen zien; het is zelfs verbonden met het christen zijn. ‘Wie niet zijn kruis op zich neemt en mij volgt, is mij niet waard. Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, die zal het behouden’ (10:38-39).


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.