vrijdag 31 mei 2013

… totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge (Jes. 32)


Deuteronomium 4; Psalmen 86-87; Jesaja 32; Openbaring 2
Daar waar Jesaja 30-31 het probleem en de gevaren aangeeft van te vertrouwen op Egypte, biedt Jesaja 32-33 het alternatief: een goede regering geleid door een rechtvaardige Koning. Hoewel Jesaja verwacht dat een dergelijke regering zich slechts in de toekomst zal aandienen (bijv. 31:1, 15-16; 33:5-6, 17-22), is zijn standpunt niet helemaal eschatologisch: hij richt zich op de crisis van zijn eigen tijd, een tijd van zelfgenoegzaamheid (32:9-11), wanneer de diplomaten hebben gefaald en de leiders wanhopig zijn (33:7-8), een tijd waarin de verwaande Assyriërs, ‘hetvolk met een duistere, onverstaanbare spraak’, (33:19) nog altijd in het land zijn.

Historisch gezien verwijst dit waarschijnlijk naar koning Hizkia’s vergeefse poging om Sanherib om te kopen met buitengewoon eerbetoon (2 Kon. 18:13-16). Maar Sanherib is niet gesust. Zijn gezanten met hun ‘duistere, onverstaanbare spraak’ (33:19) eisen dat Hizkia de poorten van Jeruzalem zou opengooien.

Wanneer Hizkia weigert, begint de belegering. Nu kan de bevolking van Jeruzalem de gevolgen zien van een regering die niets volgt behalve de lege zinloosheid van louter menselijke wijsheid. Jesaja biedt het enige alternatief: het koningschap van God.

Gelukkig grijpt Hizkia dit alternatief net op tijd aan (2 Koningen 19:14-19). Waar Jesaja naar uitziet is de tijd waarin Gods koningschap ten volle aanvaard zal worden door zowel het volk als de heersers.

Jesaja 32 begint dit gezicht dan met tonen hoe dergelijke goddelijke heerschappij er uitziet, wat die zou voortbrengen (32:1-8). De identiteit van deze koning die regeert in gerechtigheid (32:1) is niet zo helder als in 11:1-9 (waar Hij de Messias is) of als in 33:22 (waar Hij de Heer is).

Vanuit het perspectief van de christen bestaat er geen spanning tussen die dubbele aanspraak: de ultieme Koning is zowel de Gezalfde uit de geslachtslijn van David als de levende God (zoals in Jes. 9 en Ez. 34).

Hier (in Jes. 32) ligt de focus minder op de identiteit van de koning dan op zijn passie voor gerechtigheid. De transformatie van het gebied is zo compleet dat ‘de ogen der zienden niet meer verblind zijn en de oren der horenden zullen opmerken’ (32:3) – het omgekeerde van 6:9-10.

Maar op dit punt is er geen manier om dergelijke heerlijkheid te bereiken dan via oordeel. Er zal maar een jaar voorbijgaan vooraleer er een verpletterende vernietiging van de oogst komt (32:10) – mogelijk wanneer Sanherib zijn machtige leger binnenleidt nadat het buitengewoon eerbetoon onvoldoende bleek om hem tevreden te stemmen. Erger nog, de stad zelf zal vernietigd worden (32:14) – een gebeurtenis die nog een eeuw verder ligt.

Maar achter dit alles wacht de uitstorting van de Geest (32:15-20) – Gods handelen, dat het volk van God krachtig transformeert – bewerkt met Pinksteren na de opstanding en verheerlijking van Jezus de Messias (Handelingen 2:16-18) en vervuld bij zijn wederkomst (Opb. 11:15-17).


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 30 mei 2013

Bekeert u tot Hem, van wie de kinderen Israëls diep zijn afgevallen (Jes. 31)


Deuteronomium 3; Psalm 85; Jesaja 31; Openbaring 1
Hoewel Jesaja 31 historisch begint, houdt de tekst zoals zo vaak in deze profetie ook een verder gelegen horizon en verstrekkender hoop in het vizier.
Aan de ene kant spreekt Jesaja nog altijd weeën van Godswege uit over hen ‘die naar Egypte trekken om hulp, die steunen op paarden en vertrouwen op wagens (…) maar de blik niet richten op de Heilige Israëls en naar de HERE niet vragen’ (31:1).

Jesaja neemt zijn toevlucht tot sarcasme: ook God ‘is wijs, Hij doet het kwaad komen’ (31:2). Hij maakt gebruik van een metafoor: God kan vergeleken worden met een leeuw die heel goed in staat is te vechten (31:4), of met vogels die perfect in staat zijn om hun nest te beschermen (31:5).

Dit brengt de lezer bij de verzen die een keerpunt vormen in dit hoofdstuk, de enige die in proza zijn geschreven: ‘Bekeert u tot Hem, van wie de kinderen Israëls diep zijn afgevallen. Want te dien dage zal ieder van u de zilveren en gouden afgoden versmaden, die uw handen hebben vervaardigd, u tot zonde’ (31:6-7).

Er is geen alternatief voor berouw, geen andere manier om de zegen van de Heer te ervaren. De aard van berouw in de Schrift sluit de onzin van gedeeltelijk berouw of voorwaardelijk berouw uit.

Oprecht berouw keert zich niet af van de ene zonde terwijl je andere zonden verbergt; gedeeltelijk berouw is al even incongruent als gedeeltelijke zwangerschap. Loyaliteit aan God op slechts een bepaald aantal terreinen is niet langer loyaliteit, maar bedrog.

Berouw tonen over ontrouw op sommige terreinen terwijl je wel ontrouw verkiest op andere vlakken, is helemaal geen berouw. God vraagt ons niet om deze of gene afgod op te geven terwijl Hij ons zou toestaan diverse andere afgoden te voeden. Eerder eist Hij dat we de afgoderij zelf verlaten en terugkeren tot de God van wie we zo ‘diep zijn afgevallen’.

Want God is maar al te goed in staat om zijn volk te beschermen tegen de macht van Assyrië, om met een zwaard te verslinden dat ‘niet van een mens’ komt (31:8, NBV). De letterlijke vervulling van deze belofte is 37:36 (zie de overdenking van 5 juni).

Maar de heenwijzingen naar een nog grotere verlossing in een verdere toekomst zijn niet moeilijk te vinden. Nog maar eens voorzegt Jesaja wat zal gebeuren ‘te dien dage’ (31:7), die veelzeggende uitdrukking die zo vaak profetische voorzegging aanduidt.

Hoewel het verlies van bijna tweehonderdduizend Assyrische soldaten, waarnaar wordt verwezen in 37:38, gebeurt in 701 v.C., zou de finale instorting van Assyrië en zijn hoofdstad Nineve, beschreven in de slotverzen van dit hoofdstuk, nog een eeuw op zich laten wachten (612).

Bovendien herinneren verwijzingen met betrekking tot het vuur van God in Sion (31:9) ons aan 4:2-6 en 29:5-8 – gezichten van de vernietiging van Sions vijanden en van de toekomstige regering van de Heer.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 29 mei 2013

Wee de opstandige kinderen, luidt het woord des HEREN (Jes. 30)


Deuteronomium 2; Psalmen 83-84; Jesaja 30; Judas

Jesaja 30 en 31 hangen samen als een duidelijke veroordeling van iedereen die streeft naar een alliantie met Egypte. Beiden hoofdstukken openen met aanzienlijke weerstand tegen deze alliantie (30:1-5; 31:1-3). Maar Jesaja 30 besluit met de genade van God, terwijl Jesaja 31 eindigt met een krachtige oproep tot bekering. Treffende parallellen komen naar voor tussen Jesaja 30 en een van de andere hierboven aangeduide teksten uit het Bijbelleesrooster, namelijk Judas.

De eerste helft van Jesaja 30 klaagt de leiders in Juda aan die zeer actief de hulp van Egypte najagen. Hun afgezanten hebben al de steden in Egyptes Nijldelta bereikt (30:4). Ezels en kamelen beladen met rijkdom om Egyptes steun te kopen, trekken door de Negev op weg naar het zuiden.

Vanuit Gods gezichtspunt bewijst dit dat ze het verbond niet trouw zijn. Ze zijn ‘opstandige kinderen’ en ‘leugenachtige kinderen’ (30:1, 9), letterlijk ‘rebelse zonen’ – in plaats van de trouwe zoon die God verwachtte (Ex. 4:22-23).

Ze zijn meer als de spreekwoordelijke ‘weerspannige zoon’ van Deuteronomium 21:18-21, waar geen leren aan is, en die uiteindelijk moet veroordeeld worden. En de reden is ontmoedigend: ze willen niet luisteren naar openbaring – of het nu gaat om de oude verbondsbepalingen die elke terugkeer naar Egypte verboden (Ex. 13:17; Deut. 17:16), of om de gezichten van de profeten en zieners uit hun tijd (30:10).

Hun criterium voor aanvaardbare preken is pijnlijk eenvoudig: ‘spreekt tot ons aangename dingen, schouwt begoochelingen; wijkt af van de weg, buigt af van het pad, doet de Heilige Israëls weg uit onze ogen’ (30:10-11).

Dit klinkt ontzettend vergelijkbaar met veel van de zoektocht naar ‘spiritualiteit’ in onze dagen, binnen en buiten de kerk, en klinkt als het ‘therapeutisch christendom’, als het oecumenisch christendom, als het welvaartsevangelie van gezondheid en rijkdom.

Tussen deze bewegingen onderling zijn er natuurlijk grote verschillen, maar wat je typisch bij ze mist is het krachtige thema van naderend oordeel zo er geen onvoorwaardelijke overgave aan Gods genadige openbaring wordt gevonden.

Onze hoop is de genade van God (30:17-33). Hij verlangt zijn volk genadig te zijn (30:18) – of het nu is als hun Leraar (30:18-22), degene die hun land geneest (30:23-26), of de Strijder die hen verdedigt (30:27-33).

Dit zijn de fundamentele alternatieven: genade (30:18) of de brandende stortplaats of verbrandingsplaats (in het Hebreeuws tofteh), de vuurhaard die vooruitwijst naar de hel zelf.

Judas begrijpt dit. In zijn dagen zijn valse leraars die het volk doen dwalen ‘goddelozen (…) onder een straf van eeuwig vuur’ (Judas 4 en 7).

In contrast daarmee: ‘Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde, de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht vóór alle eeuwigheid, èn nu èn in alle eeuwigheden!’ (24-25).


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 28 mei 2013

Hij heeft uw ogen, de profeten, toegesloten (Jes. 29)


Deuteronomium 1; Psalmen 81-82; Jesaja 29; 3 Johannes
In het derde grote gedeelte van zijn boek (hoofdst. 28-35) focust Jesaja op de belangrijke kwestie die de monarch van Jeruzalem wacht. Zal het zuidelijke koninkrijk zich tot Egypte wenden wanneer het probeert de agressie van Assyrië het hoofd te bieden, of zal het vertrouwen op de Heer?

De aard van de crisis en de onheilspellende stemmen die aan het hof circuleren overheersen in de hoofdstukken 28-29. De hoofdstukken 30-31 spreken het wee uit over al wie vertrouwt op Egypte: in die richting ligt alleen rampspoed. De hoofdstukken 32-33 schilderen de godsvruchtige oplossing: vertrouw op de levende God die als Koning regeert in het midden van zijn volk.

De twee laatste hoofdstukken van het gedeelte, 34 en 35 tonen respectievelijk de verschroeide aarde van het oordeel dat zal voortkomen uit het vertrouwen op de heidense naties, en de tuin van vreugde die wacht voor wie op de Heer vertrouwen.

Jesaja 29 maakt dan deel uit van de beschrijving van de crisis. Jeruzalem wordt aangesproken als ‘Ariël’ (29:1, 2, 7 – NBG vertaalt de naam, i.t.t. NBV en HSV, met ‘Vuurhaard’, JL). We weten dat dit staat voor Jeruzalem, omdat Ariël beschreven wordt als ‘veste waar David zich legerde’ (29:1).

Die benaming komt bijna zeker van Jesaja; er is geen eerdere vermelding van een vroeger gebruik van dit woord voor Jeruzalem gevonden. ‘Ariël’ is een woordspeling met ‘vuurhaard’ of ‘altaarhaard’ – het vlakke oppervlak op het altaar waar het vuur de offers verteert (vgl. Ez. 43:15). God zegt dat Hij Ariël zal ‘benauwen’ (of belegeren), dat voor Hem zal zijn ‘als een vuurhaard’ (29:2): God zal het vuur van oordeel onder Jeruzalem aansteken.

De tragedie van de situatie ligt in de zuivere blindheid van het volk. Dit is tegelijk hun eigen verdorvenheid en Gods oordeel (29:9-10). Wat God ook openbaart door Jesaja, het volk veegt zijn woorden gewoon van tafel wanneer ze die horen.

De waarheid kunnen ze niet vatten; ze hebben er zelfs geen beschrijvingen voor, want hun harten zijn ver van Gods wegen verwijderd (29:13). Voor hen blijft alles wat Jesaja zegt als verzegelde woorden in een boekrol die ze niet kunnen lezen (29:11-12). Zelfs hun eredienst wordt tot weinig meer dan louter plicht (29:13b).

Dus wanneer God finaal doorbreekt, zal het ‘wonderlijk en wonderbaar’ zijn’, allemaal tot stand gebracht om de pretenties van de ‘wijzen’ en ‘verstandigen’ te beschamen (29:14), die de koning aanraden te doen wat God verbiedt.

De uiteindelijke vervulling van dit patroon vindt plaats in evangelietijden. Paulus verstaat zeer goed hoe iemand zonder de Geest van God het evangelie in grote mate incoherent vindt, hoe de ‘wijzen’ en ‘verstandigen’ met veel bedenkselen komen, geen ervan in lijn met het evangelie (1 Kor. 1:18-31; 2:14).

Ook hier verderft God de wijsheid van de wijzen (1 Kor. 1:19; Jes. 29:14), want zijn weg is wat geen van de wijzen had voorzien: de loutere ‘dwaasheid’ van het kruis.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 27 mei 2013

Wie niet bij de leer van Christus blijft maar verder wil gaan, heeft God niet (2 Joh.)


Numeri 36; Psalm 80; Jesaja 28; 2 Johannes
Zelfs al lees je 2 Johannes maar diagonaal door, dan zie je dat de achtergrond voor deze korte brief in bepaalde mate overlapt met de achtergrond voor 1 Johannes. In beide brieven is er een waarheidsvraag verbonden met de identiteit van Jezus Christus.

‘Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden’ (2 Johannes 7). Die specifieke misleiders ontkenden Jezus Christus als gekomen ‘in het vlees’ – wat, indien we het parafraserend uitleggen, betekent dat ze ontkenden dat Jezus de Christus was die gekomen was in het vlees. Ze voerden een verschil in tussen de vlees-en-bloed Jezus en de ‘Christus’ die op Hem was gekomen.

Op die manier ontkenden ze de essentiële eenheid van Jezus Christus, de God/mens, degene die tegelijk Zoon van God was en mens. Er waren veel droevige implicaties.

De redenen voor deze leerstellige dwaling waren te vinden in de algemene culturele druk. Het kan volstaan te zeggen dat deze ‘misleiders’, deze ‘dwaalleraren’ zoals sommigen hen noemden, zichzelf zagen als denkers die hun tijd vooruit waren, als progressieven.

Ze beschouwden zichzelf niet als mensen die het christelijk geloof evalueerden en ervoor kozen om bepaalde grondwaarheden te ontkennen, terwijl ze daar naar believen uit kozen vanuit een bepaald obscuur principe.

Veeleer zagen ze zichzelf als mensen die voorzagen in een waarachtige en progressieve interpretatie van het geheel, tegenover de conservatieven en traditionalisten die de cultuur werkelijk niet begrepen.

Dit is waarom Johannes, sterk ironisch, over hen spreekt als mensen die voorop lopen op de waarheid: ‘Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon’ (vers 9).

Johannes’ standpunt is heel erg te vergelijken met de oude voorganger die een bepaalde nieuwerwetse leerstelling hoort en zijn opinie geeft:
You say I am not with it.
My friend, I do not doubt it.
But when I see what I’m not with,
I’d rather be without it.
(Vrij vertaald: Je zegt dat ik niet mee ben. Mijn vriend, ik trek het niet in twijfel. Maar wanneer ik zie waarmee ik niet mee ben, dan verkies ik toch maar zonder te blijven.)

Waar het om gaat, natuurlijk, is niet of je ‘progressief’ bent of niet, of een ‘traditionalist’ of niet: je kunt een progressieveling zijn op een goede of een verkeerde manier, en een traditionalist op een goede of verkeerde manier.

Dergelijke etiketten zijn op zichzelf vaak manipulatief en brengen zelden helderheid in complexe zaken. De kwestie waar het echt om gaat is of je wel of niet vasthoudt aan het apostolisch evangelie, of je wel of niet voortgaat in de leer van Christus. Dit is de blijvende test.

Welke hedendaagse bewegingen slagen niet voor deze proef, ofwel omdat ze ‘voorop’ lopen op het evangelie in hun verlangen om hedendaags te zijn of omdat ze vastgeroest zijn in tradities die het evangelie aan de leiband leggen?


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 26 mei 2013

Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren (1 Joh. 5)


Numeri 35; Psalm 79; Jesaja 27; 1 Johannes 5
De meeste mensen die 1 Johannes een paar keren gelezen hebben weten dat Johannes een aantal bewijzen bespreekt (sommige commentatoren noemen het ‘toetsen’ of ‘toetsen van leven’) die verklaren wie werkelijk een christen is.

De meeste mensen zien drie toetsen:
(a) een toets van waarheid, in het bijzonder de waarheid dat Jezus de Zoon van God is;
(b) een toets van gehoorzaamheid, in het bijzonder gehoorzaamheid aan de geboden van Jezus;
(c) een toets van liefde, in het bijzonder liefde voor onze broeders en zusters.

Het gevaar ligt in de gedachte dat deze ‘toetsen’ op een of andere manier onafhankelijke bijdragen vormen, alsof iemand zou kunnen hopen er twee van de drie over te slaan. Maar naar het einde van de brief, zeker in 1 Johannes 5:1-5, komen die drie toetsen op een dusdanige manier bijeen dat ze helemaal niet los staan. Ze hangen allemaal samen.

Deze paragraaf begint met de waarheidstoets, met de persoon ‘die gelooft, dat Jezus de Christus is’ (5:1). Deze persoon is uit God geboren – een punt dat herhaaldelijk terugkomt in de geschriften van Johannes.

Maar iedereen die uit God geboren is zal zeker anderen liefhebben die uit God geboren zijn – geestelijke familieleden als het ware (5:1). Zo is de waarheidstoets verbonden, doorheen de wedergeboorte, met de liefdestoets.

Hoe weten we dan dat we de kinderen van God echt liefhebben? Wel, in de eerste plaats, door God zelf lief te hebben, en dan als gevolg daarvan zijn geboden te doen (5:2). Het is echt gek te beweren God lief te hebben en Hem niet te gehoorzamen.

Dit is zo duidelijk dat je zo ver kunt gaan te zeggen dat ‘liefde Gods’ is, zijn ‘geboden bewaren’ (5:3). Natuurlijk heeft Johannes zijn lezers er al aan herinnerd dat een van Jezus’ kerngeboden, zijn ‘nieuw gebod’ is, dat zijn discipelen elkaar liefhebben (2:3-11; 3:11-20; vgl. Johannes 13:34-35).

Zo is de liefdestoets op verschillende niveaus verbonden met de gehoorzaamheidstoets. Iemand moet niet denken dat het christendom niets anders is dan ongevoelige gehoorzaamheid. De waarheid is dat Jezus’ geboden ‘niet zwaar’ zijn (5:3), want in de wedergeboorte heeft God ons de kracht gegeven Jezus’ geboden te bewaren, het vermogen ‘de wereld’ te overwinnen (5:4-5; vgl. 2:15-17).

Wie heeft dan die kracht om de wereld te overwinnen? Zij die wedergeboren zijn, die waarachtig geloof hebben, natuurlijk – en waarachtig geloof wordt gedefinieerd in termen van het voorwerp van geloof, namelijk de waarheid dat Jezus waarlijk de Zoon van God is. Dus is de toets van gehoorzaamheid, en daarmee ook de toets van liefde, verbonden met de waarheidstoets.

De heerlijke realiteit is dat, op de christelijke weg, waarheid en ethiek met elkaar verbonden zijn. Geloofsbelijdenis en levensverandering gaan hand in hand. Elk ander alternatief is ofwel bijgeloof ofwel bedrog.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 25 mei 2013

Vertrouwt op de HERE voor immer, want de HERE HERE is een eeuwige rots (Jes. 26)


Numeri 34; Psalm 78:40-72; Jesaja 26; 1 Johannes 4
In zijn loflied bejubelt Jesaja de aanstaande triomf van de Heer en toont hij wat het betekent te wachten tot Hij handelt (Jesaja 26). De openingsverzen bieden anticiperende lof (26:1-6), geofferd aan de God die het ultieme Jeruzalem tot de veste van veiligheid maakt (26:2) en de zin in vrede bewaart van iedereen binnen haar muren – iedereen die vertrouwt op de levende God (26:3-4).

Het grootste deel van het hoofdstuk is gewijd aan overdenkingen van wat het betekent te wachten op de ultieme triomf (26:7-21). ‘Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o HERE’, schrijft Jesaja, ‘naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit’ (26:8).

Maar terwijl de rechtvaardigen verlangen naar de levende God (26:9a), is de schokkende werkelijkheid dat de mensen die Hem niet kennen nooit iets leren van de genade die God hen betoont (26:9b-10). En zo roept het volk van God naar God opdat Hij zou komen en zijn gerechtigheid zou opleggen (26:11) – nadrukkelijk zoals in Openbaring 6:10.

Ondertussen leeft het getrouwe overblijfsel met ambiguïteit en teleurstelling (26:12-18). Afgoderij tiert welig in het land waarin de levende God vrede beschikte (26:12-13). Het overblijfsel blijft trouw terwijl de maatschappij wel bezwijkt (26:13).

Wat in de daaropvolgende verzen beschreven wordt is bijna het cyclische patroon van Israëls geschiedenis. God beantwoordt de ontrouw met oordeel. Na verloop van tijd keert Hij terug met genade, vergroot Hij de natie, en breidt Hij zijn eigen heerlijkheid uit.

En toch, na al die feiten, wat is het resultaat? De natie is als een vrouw die ineenkrimpt onder de pijnen van een geboorte – en wanneer ze uiteindelijk baart, is het enige wat ze voortbracht wind (26:18). ‘Wij brachten het land geen verlossing aan en wereldbewoners werden niet geboren’ (26:18).

Waar is de grote hoop die verbonden is met Israëls identiteit, met de belofte aan de aartsvaders dat in het zaad van Israël alle geslachten van de aarde gezegend zouden worden (Gen. 12)?

Maar het hoofdstuk eindigt met hoop. Er is zelfs hoop voor hen die gestorven zijn gedurende de lastige cycli van frustratie, falen, futiliteit en oordeel: ze wachtten of stierven niet nodeloos, want ze zullen uit de doden opstaan en delen in de vreugde van de overwinning (26:19) – een belofte van leven waar je al een glimp van opvangt in 25:8, die getoond wordt in de opstanding van Jezus, en uiteindelijk vervuld wordt op het einde (1 Kor. 15; 1 Thess. 4:13-18).

Ondertussen moeten zij die nog steeds in leven zijn geduldig wachten tot de gramschap van God voorbijkomt (26:20-21). Duidelijker dan Jesaja weten wij dat ‘de lichte last der verdrukking van een ogenblik (…) voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid’ bewerkt (2 Kor. 4:17-18; vgl. Rom. 8:18).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 24 mei 2013

Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen (Jes. 25)


Numeri 33; Psalm 78:1-39; Jesaja 25; 1 Johannes 3
Jesaja 25 wordt opgedeeld in drie delen. In het midden vind je een feestmaal (25:6-8). Aan elke kant ervan staat een lied. Het eerste wordt gezongen door een solozanger, ongetwijfeld Jesaja zelf (25:1-5); het tweede is een gemeenschappelijk loflied (25:9-12).

Op het feest (25:6-8) bestaat het voedsel uit het fijnste, en het is gratis – ‘voor alle volken een feestmaal van vette spijzen’. De ‘sluier’ of de ‘bedekking’ die ‘alle natiën omsluiert’ (25:7) is de dood zelf, het resultaat van de vloek die vermeld wordt in het voorafgaande hoofdstuk.

Dit feest is een viering omdat God ‘voor eeuwig de dood vernietigen’ zal (25:8). Zelfs alle gevolgen van de vloek zullen uitgewist worden: ‘de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen’ (25:8; vergelijk met Opb. 21).

De in dit vers beschreven zegeningen worden bewerkt door Jezus (zie Lukas 14:15-24), die de dood overwint (1 Kor. 15:25-26, 51-57; 2 Tim. 1:10). Dit feest is ‘voor alle volken’ (25:6) – opnieuw een van de vele voorafschaduwingen van de universele toepassing van het evangelie – maar eerst moeten ze naar ‘deze berg’ komen (25:7); want de redding, zoals Jezus benadrukt tegen de Samaritaanse vrouw, ‘is uit de Joden’ (Joh. 4:22).

Wanneer Jesaja eraan toevoegt dat God de smaad ‘van zijn volk’ van de gehele aarde verwijderen zal, is de verwijzing enigszins dubbelzinnig: dit kan een verwijzing zijn naar Israël, of het kan een verwijzing zijn naar hen die uit ‘alle volken’ genomen worden die op de laatste dag werkelijk bewijzen zijn volk te zijn.

Het lied van de solozanger (25:1-5) vloeit over van exuberante lof aan God omdat Hij volkomen trouw is. Deze trouw blijkt zowel uit de vernietigende oordelen die Hij gebracht heeft als in Gods langdurige zorg voor de arme en de geringe (25:4). Kortom, God wordt geprezen voor de trouwe gerechtigheid van zijn oordelen.

Het finale gemeenschappelijke lied (25:9-12) toont Gods volk dat Hem collectief prijst: ‘Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft’ (25:9). Maar ook hier moet de tegengestelde activiteit van God geprezen worden: God heeft oordeel gebracht over hen die vol trots zijn. Moab wordt uitgekozen als een voorbeeld van dergelijke ontsporing.

Zo zullen er op het einde twee gemeenschappen zijn: Gods volk aan het feestmaal waar God zelf de gastheer is en de dood vernietigd wordt; en de volslagen hoogmoedigen, die de knieën niet willen buigen maar die door God ‘tot in het stof’ vernederd worden (25:12).

Een commentator (Barry G. Webb) schrijft: ‘Ofwel zal berouw je naar het feestmaal brengen of trots zal je er van weg houden, en de gevolgen zullen ofwel zuivere vreugde zijn of onuitsprekelijk verschrikkelijk oordeel. De alternatieven die het evangelie ons voorhoudt zijn al even contrasterend als dit’.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 23 mei 2013

De HERE ontledigt en verwoest de aarde (Jes. 24)


Numeri 32; Psalm 77; Jesaja 24; 1 Johannes 2

Jesaja 24-27, dat een hoogtepunt vormt in het lange deel van hoofdstuk 13-27, wordt soms ‘de Jesaja apocalyps’ genoemd. Hier gaat Jesaja van profetieën tegen specifieke naties over naar een apocalyps (een ‘openbaring’) met betrekking tot de hele wereld.

De gedachte is niet zozeer sequentieel of literalistisch als een reeks provocerende beelden die hun eigen verhaal vertellen. Jesaja 24 beschrijft in de eerste plaats de verwoesting die de hele aarde moet ondergaan.

Dit wordt gevolgd door drie hoofdstukken van liederen en zelfs feesten, die vreugdevol aan de Heer gewijd worden voor de overwinning die finaal en onmiskenbaar de zijne is.

Een groot deel van hoofdstuk 24 bestaat uit de echte vernietiging van het laatste oordeel, zijn draagwijdte en verschrikking. In een reeks schokkende beelden liggen steden er desolaat bij (24:10), zijn wijngaarden vruchteloos (24:13), verschrikking en valkuilen duiken overal op (24:18), en de gehele aarde wordt wordt geopend terwijl de hemelsluizen cataclysmische vloedgolven loslaten (24:18-19) – of, anderzijds, in een mix van metaforen, kwijnt de aarde weg onder vernietigende droogte (24:4).

Maar er zijn twee subthema’s die ook de aandacht van de lezer trekken.

Ten eerste: ‘Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over.’ (24:5-6).

Mogelijk heeft de verwijzing naar het ‘verbond’ betrekking op het verbond dat God aanging met Noach en zijn nakomelingen na de zondvloed (Gen. 9:8-17), die een echo is van de structuur van verplichtingen die vanuit de schepping zelf komen.

Indien dit zo is, dan zijn de ‘wetten’ en ‘inzettingen’ die overtreden werden de fundamentele standaarden voor goed gedrag impliciet en soms gestipuleerd in een universum waarin God volkomen centraal staat en waarin menselijke wezens, Gods beelddragers, rechtvaardig en liefdevol met Hem verbonden zijn.

De trieste realiteit is dat wij het ‘eeuwig verbond verbroken’ hebben (24:5). Onze vreselijke overtreding heeft de rechtvaardige vloek van God over zich afgeroepen (24:6). Het apocalyptisch visioen van finaal oordeel in dit hoofdstuk is het gevolg.

Ten tweede: tweemaal in dit hoofdstuk breekt de glorie door die gepaard gaat met het oordeel, of die daarna volgt. Die glorie doorbreekt de anders niet aflatende treurnis. In 24:14-16a schetst Jesaja beelden van mensen die vanuit het westen en het oosten komen, terwijl ze de majesteit van de Heer verkondigen en hun stemmen verheffen in vreugdevolle jubel, zingend vanaf de zoom der aarde, ‘heerlijkheid voor de rechtvaardige’ – wat tegelijk aanduidt dat het oordeel voorbij is en dat God rechtvaardig was door het te brengen.

Het laatste vers in dit hoofdstuk (vers 23) is als een prelude op het slotvisioen van de Bijbel. De ultieme heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem is zodanig schitterend dat geen zon meer nodig is: ‘En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam’ (Opb. 21:23).


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 22 mei 2013

De HERE der heerscharen heeft het besloten om heel die pralende trots te ontluisteren (Jes. 23)


Numeri 31; Psalmen 75-76; Jesaja 23; 1 Johannes 1
In dit deel van Jesaja’s profetie (hoofdstukken 13-27) is de stadstaat van Tyrus (Jesaja 23) de laatste regio die een profetie van God tegen haar te horen krijgt. Waar Babylon spreekwoordelijk geworden is voor de macht van zijn rijk en voor zijn culturele en esthetische verwezenlijkingen, was Tyrus binnen de wereld rond de Middellandse zee beroemd voor zijn rijkdom.

De historische setting van deze profetie is tamelijk helder. Babylon is recent verslagen door de Assyriërs (23:13) – een verwijzing naar ofwel de aanval van Sanherib (710 v.C.) of de plundering en verwoesting onder Sargon (689). Dit was nog voor Babylon oprees en uitgroeide tot supermacht op zich, een supermacht die uiteindelijk Assyrië zou overwinnen en vervangen.

Op dit punt in de geschiedenis dient de recente verwoesting van Babylon als voorbeeld en dreigement voor wat zal gebeuren met Tyrus. Turys maakte zijn munt tot de eerste handelsmunt voor de mediterrane wereld. De schepen van Tarsis (Spanje, aan de andere kant van de Middellandse Zee) jammeren bij de verslagen van de verwoesting van Tyrus (23:1, 14).

Die verslagen bereiken ook Cyprus (23:1), net buiten de kust, en daarna Sidon (23:2-4). Egypte, de graanschuur van het Middellands Zeegebied, weent omwille van het effect op haar handel in graan (23:5). De val van Tyrus had invloed op het Middellands Zeegebied zoals de Wall Street crash in 1929 invloed had op de wereld.

Wat ook de historische druk was die de verwoesting van Tyrus bewerkte, Jesaja wil dat we toch weten dat dit de hand van de Heer was (23:8-12) – en het is Hij die de stadsstaat terug opricht, ook al is alles wat die doet met de nieuwe levenslust slechts terugkeren is naar zijn oude hoererij (23:15, 17).

Maar de zonde van Tyrus is uiteindelijk niet geld, maar trots: ‘De HERE der heerscharen heeft het besloten om heel die pralende trots te ontluisteren, om alle geëerden der aarde verachtelijk te maken’ (23:9).

Er is niet noodzakelijk een verband tussen rijkdom en trots (kijk maar naar Job), maar de link is wel angstaanjagend gebruikelijk. Grote rijkdom bewerkt vaak een geest van arrogante zelfzucht. Welke stappen zouden christenen in het relatief rijke westen kunnen nemen tegen deze vreselijke zonde?

In de geest van profetische samenvatting, dansen de laatste verzen (23:17-18) van geschiedenis naar eschatologie. Uiteindelijk zal de rijkdom van de aarde, zelfs als ze verzameld werd door grote commerciële handelaars als Tyrus, allemaal geheiligd worden voor de Heer: Hij is degene die ze gaf, en alle dingen keren terug naar Hem. En al deze rijkdom zal gaan naar ‘hen die voor het aangezicht des HEREN wonen’ (23:18).

Hier vind je opnieuw een voorafschaduwing van een hersteld heelal, niet langer kreupel door alles wat zondig is, maar waar Gods volk zich voor eeuwig verheugt in Hem en zijn gaven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 21 mei 2013

Spotters met spotternij zeggen ‘Waar blijft de belofte van zijn komst?’ (2 Petr. 3)


Numeri 30; Psalm 74; Jesaja 22; 2 Petrus 3
Petrus wil bij zijn lezers ‘helder inzicht’ bekomen (2 Petrus 3, in het bijzonder vers 1; NBG: ‘zuiver besef’), meer bepaald over de terugkeer van de Heer. Dit veronderstelt dat er inzichten circuleerden die niet helder waren over de terugkeer van de Heer. Vandaag bestaan er zelfs nog meer vormen van onhelder inzicht over deze gebeurtenis dan in de eerste eeuw.

Petrus benadrukt volgende punten:

(1) In elke generatie zullen er spotters zijn die smalend doen over het feit van de wederkomst van Christus (3:3). Soms zal dit spotten voortkomen uit een uitgesproken antichristelijk wereldbeeld. In onze dagen heeft het filosofisch naturalisme duidelijk geen plaats voor het ultieme bovennatuurlijke bezoek aan planeet Aarde, zelfs niet voor een einde van de geschiedenis dat door God zelf bewerkt wordt. Het standpunt kan verbonden worden met een bepaalde uniformiteitsvisie (3:4).

We mogen nooit vergeten dat aan dergelijke gezichtspunten vaak morele dimensies verbonden zijn. Het is veel handiger voor wie zijn eigen morele autonomie koestert om te ontkennen dat er een finale afrekening komt (3:3).

(2) We mogen het feit nooit over het hoofd zien dat God zich op dit vlak nooit zonder getuige heeft gelaten. Niet alleen heeft Hij machtige naties en rijken enorme oordelen opgelegd (vaak door ‘natuurlijke’ middelen), maar twee gebeurtenissen uit het register van het bestaan van de aarde getuigen van Gods dramatische ingrijpen: de Schepping en de vernietiging door de zondvloed (3:5-7).

Hier onderdrukt onze maatschappij bijvoorbeeld de extreem duidelijke uitdrukking van het argument uit het ontwerp: ‘willens en wetens ontgaat’ ons wat God gedaan heeft. Hoe we deze dingen evalueren is verbonden met onze morele en geestelijke vervreemding van God onze Schepper.

(3) Het uitstel rond de terugkeer van Christus weerspiegelt niet alleen Gods zeer verschillende visie op het tempo van de gebeurtenissen (3:8), maar ook zijn ongeëvenaarde geduld: ‘Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen’ (3:9).

Paulus zegt iets vergelijkbaars: ‘Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt?’ (Rom. 2:4).

(4) Wanneer Christus dan echter op het einde terugkeert, zal zijn wederkomst plots zijn, onmiskenbaar en dramatisch (3:10). Het zal het einde betekenen van het universum zoals we dit kennen. Toen de inwoners van Noord-Amerika in de jaren vijftig soms gevraagd werd om atoomschuilkelders te bouwen om zichzelf te beschermen tegen de dreigende holocaust, vroeg ik mijn vader of wij er een moesten bouwen.

Hij antwoordde rustig, ‘Waarom? Wanneer Jezus terugkomt, zullen zelfs de elementen vernietigd worden [vgl. 3:10, 12]. Wees klaar voor Hem en vrees niets anders’.

(5) En dit is het punt. In het licht van dit alles ‘hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods’ (3:11-12). De test van de eschatologie is ethiek.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 20 mei 2013

Bekijk de toespraken van de Dag van Ontmoeting in Menen: 'Ontmoet jouw God'

De video's van de toespraken van de recente Dag van Ontmoeting in CC De Steiger in Menen (za. 18/05/2013) zijn nu online beschikbaar via de website van 'De Weg'.

Philip Nunn sprak over 'De heiligheid van God' (klik op de titel om de video via de website van 'De Weg' te bekijken.


Arjan Baan sprak over 'Een waarachtig hart'.
Dit is de video:




Zo zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen (2 Petr. 2)


Numeri 29; Psalm 73; Jesaja 21; 2 Petrus 2
In 2 Petrus 2:1-3, en doorheen veel van de rest van het hoofdstuk, waarschuwt Petrus tegen valse leraars.

(1) Deze valse leraars zullen vanuit de geloofsgemeenschap zelf komen – op precies dezelfde manier als de gevaarlijkste valse profeten in Oudtestamentische tijden zij waren die vanuit de oudeverbondsgemeenschap voortkwamen (2:1).

Valse leraars en valse profeten zijn heel wat makkelijker te herkennen wanneer ze buiten de gemeenschap van Gods volk staan en kritiek leveren. Een David Hume of een Bertrand Russell verleidt veel kleinere aantallen van Gods volk dan vele populaire ‘televangelisten’.

Zelfs op een kleinere schaal zijn de gevaarlijkste valse leraars in een plaatselijke gemeente zij, die ofwel met weinig bijbelse kennis of die met een verdraaid bijbels begrip in de naam van het evangelie de gemeenschap in hun specifieke vorm willen persen. Verwacht je aan dergelijke mensen. De hele Bijbel getuigt ervan hoe regelmatig hun aanvallen voorkomen en welke tragische schade ze aanrichten.

(2) Wat zij ‘zullen doen binnensluipen’ zijn ‘verderfelijke ketterijen’ die zelfs de ‘Heerser die hen gekocht heeft’ verloochenen’ (2:2). Ze omschrijven hun leer natuurlijk nooit in dergelijke bewoordingen, noch staan ze in de preekstoel en zeggen ze iets als ‘Ik verstoot Jezus’ of ‘Ik ontken dat Jezus mij volkomen verlost heeft van mijn zonde’. Indien ze dit deden, zouden ze ontmaskerd worden.

Hun aanpak bestaat er bijna altijd uit dat ze Jezus relativeren, afdoen van zijn betekenis, of toestaan dat Hij slechts deel uitmaakt van het achtergrondgeluid terwijl ze de aandacht van de gelovigen richten op hun eigen agenda – wetticisme, misschien, of eindeloze zelfhulp, of sentimentele therapie, of een Jezus die niets meer is dan een van veel opties.

Zo doen ze door hun leer de Jezus tekort wiens dood zich potentieel naar allen uitstrekt, het meeste nog die valse leraars die zich alleen in naam aan Hem onderwerpen maar Hem in werkelijkheid aan de leiband leggen of Hem heruitvinden.

(3) Heel vaak zijn deze valse leraars populair (2:2). In feite heeft hun populariteit twee pijnlijke gevolgen. In de ogen van velen, legitimeert het deze leraars – en dan vernielt hun schijnbare legitimiteit de geloofwaardigheid van het ware christendom, want hun wandel zorgt ervoor dat ‘de weg der waarheid gelasterd zal worden’.

(4) Nogal vaak behandelen deze valse leraars je ‘als koopwaar’ (2:3). Soms is die uitbuiting duidelijk fiscaal: let altijd op naar waar hun geld gaat. Al minstens even vaak is ze manipulatief: ze proberen je geest en je koers anders te modelleren met hun vlotte verhalen.

(5) God heeft het laatste woord; het oordeel over deze valse leraars staat vast (2:3). Zoals de daaropvolgende verzen (2:4-10) duidelijk maken, is God perfect in staat het rechtvaardige overblijfsel te redden en deze valse leraars in het oordeel te brengen.

Bedenk voor elk van de voorgaande vijf punten twee voorbeelden, een die je haalt uit de Bijbel en een uit de christelijke geschiedenis, recent of al ouder.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 19 mei 2013

Als het hun al zo vergaat, onze hoop, (…) hoe kunnen wij dan gered worden? (Jes. 19-20)


Numeri 28; Psalm 72; Jesaja 19-20; 2 Petrus 1
Jesaja 19-20 gaat verder met de profetieën met betrekking tot Egypte/Cusj. Hier zal ik de gedachtegang uiteenzetten en er dan een belangrijke les uit halen voor de wereld van vandaag.

Jesaja 19 wordt onderverdeeld in twee delen. Het eerste is in poëtische vorm (19:1-15) en spreekt het oordeel uit over Egypte. De details zijn onvoldoende specifiek voor ons om met zekerheid te kunnen zeggen welke historische aanval op Egypte in beeld is.

Egypte werd ingenomen door Esarhaddon (671 v.C.), Assurbanipal (667), Nebukadnessar (568), Cambyses (525) en Alexander de Grote (332). Waarschijnlijk is de ‘hardvochtige heer’ of de ‘gestrenge koning’ (19:4) representatief voor hen allemaal.

De les voor Jesaja’s medeburgers is de les die voortdurend herhaald wordt in dit boek: ga geen bondgenootschappen aan met vreemde mogendheden; vertrouw op God alleen. Wanneer God tegen Egypte handelt, zal haar religie haar niet redden (19:1-4), ook de Nijl zal dit niet doen (normaal gezien haar levensader, 19:5-10), noch haar raadgevers zullen haar redden (19:11-15).

Het tweede deel van Jesaja 19 is in proza (19:16-25). De woorden ‘te dien dage’ keren een aantal malen terug (19:16, 18, 19, 23, 24) – een teken van het inkapselen van de ultieme horizon, de finale oordeelsdag, in de aanbrekende historische horizon, veel dichter bij de onmiddellijke context van de profeet.

Jesaja schetst, gebruikmakend van de bewoordingen van die tijd, de tijd waarin heel Egypte – zelfs een stad als Heliopolis (19:18 e.v.), voorheen het centrum van de zonnegod Ra –onder de heerschappij zal komen van God.

En niet alleen Egypte: andere heidense machten, hier voorgesteld door Assyrië, zullen zich verenigen in gezamenlijke dienst aan Israëls God, en er zal vrede zijn (vergelijk 2:2-5). Hier is opnieuw een voorafschaduwing van evangeliekracht die mannen en vrouwen aantrekt ‘uit elke stam en taal en volk en natie’ (Opb. 5:9), in lijn met Gods genadige belofte aan Abraham (Gen. 12:3b).

De setting van Jesaja 20 is meer specifiek: de Filistijnse revolte met Egyptische ruggensteun tegen Assyrië (713-711 v.C.; vgl. 14:28-31). Het gedeelte voorspelt de vernietiging van Asdod, een van de grote steden van Filistea. Gedurende die drie jaren, werd Jesaja opgedragen gekleed te lopen (of ongekleed!) als een gevangene, ‘ongekleed en barrevoets’ (20:2), minstens voor een deel van de dag, tot Asdod gevallen was – en toen gaf hij een verbijsterende uitleg voor zijn actie: hij verbeeldde de vernietiging en gevangenenstatus, niet van Filistea maar van Egypte (20:4-6). De les is duidelijk: vertrouw je toekomst niet toe aan Egypte, het is een gebroken riet.

Eén les die we moeten leren draait om het feit dat het einde van Egypte er niet eerder kwam dan veertig jaren later (671). Vaak vragen we onmiddellijke antwoorden van God. Maar God nam twaalf jaar om Hitler neer te halen, zeventig om het Russische rijk te doen instorten, twee eeuwen om het Britse rijk te vernederen. Denk na over de implicaties.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 18 mei 2013

Te dien dage zal de mens de blik richten op zijn Maker (Jes. 17-18)

Numeri 27; Psalmen 70-71; Jesaja 17-18; 1 Petrus 5
In de hoofdstukken 14-16 komt Jesaja met profetieën die gericht zijn tegen Filistea (naar het westen van Jeruzalem) en tegen Moab (naar het oosten). Nu (Jesaja 17-18) spreekt hij tegen Syrië naar het noorden (met zijn hoofdstad Damascus) en Cusj naar het zuiden (NBG: Ethiopië).

Het oude Cusj bestond uit het hedendaagse Ethiopië, Soedan en Somalië, d.w.z. een groot gebied ten zuiden van de vierde waterval van de Nijlrivier. Tegen het einde van de achtste eeuw v.C. was Cusj versmolten met Egypte, dat nog altijd in beeld is in de hoofdstukken 19 en 20. De vijfentwintigste dynastie, die regeerde over deze enorme regio, waren zelfs Ethiopiërs.

Je herinnert je dat de crisis waarmee koning Achaz in Jesaja 7 te maken kreeg, een bondgenootschap was tussen Syrië (of Aram, JL) en Israël, die tot stand kwam om Assur te weerstaan; Syrië en Israël probeerden Juda te dwingen zich bij hun alliantie aan te sluiten.

Zo is deze profetie gericht tegen Damascus (17:1), de hoofdstad van Syrië, en omvat hij ook Efraïm (17:3 – een andere naam voor het noordelijke koninkrijk Israël). Syrië en Israel, zo bedreigend voor Juda, zouden binnenkort te gronde gericht worden door Assyrië.

Damascus viel in 732, Samaria tien jaar later. Na hun nederlaag zouden ze als een vermagerde man zijn (17:4), als een veld na de oogst met slechts enkele stengels die overblijven (17:5), als een bos van olijfbomen waaruit het fruit is geplukt en afgeslagen met maar een paar olijven die overblijven (17:6).
De uiteindelijke oorzaak van de ondergang van deze landen is hun afgoderij (17:7-8), verbonden met hun vruchtbaarheidscultussen (17:10-11).

Het middel om Syrië en Israël te vernietigen wordt geschetst in 17:12-18 – bijna zeker Assyrië, dat op zijn beurt wordt verslagen. Maar Jesaja spreekt over ‘vele volken’ (17:12): nog maar eens komen we hier profetische gebaldheid tegen, met Assyrië dat dient als een model van zowel alle middelen van tijdelijk oordeel die God gebruikt, en van het feit dat Hij met alle landen afrekening houdt, zelfs die waarvan zijn voorzienigheid heeft gebruikgemaakt als de stok van zijn toorn (vgl. 10:5).

Als er geen hulp komt voor Juda en Jeruzalem vanwege de landen Israël en Syrië (en nog minder van Assyrië), dan komt er ook geen hulp van de andere regionale machten, Egypte/Cusj (hoofdstuk 18).

Egypte zendt zijn gezanten naar Juda (en ongetwijfeld ook naar andere kleine staten) in een poging om hen tot hun kamp te verleiden (18:1). Jesaja spreekt tot hen (18:2) – eigenlijk spreekt hij bijna zeker tot de koning in een profetische godsspraak over de gezanten, eerder dan hen rechtstreeks aan te spreken – en met een schitterende retoriek beschrijft hij de ondergang van hun land.

Maar hij kondigt ook een tijd aan waarin Egyptenaren, slechts een van de vele volken of ‘bewoners der aarde’ (18:3), de banier zullen zien die de Here opheft en geschenken zullen brengen ‘naar de plaats van de naam van de HERE der heerscharen, de berg Sion’ (18:7).

Waarom streven naar de gunsten van heidense volkeren (en denkers!) wanneer de Heer zelf hen zal oordelen, en wanneer zij op een dag voor Hem zullen neerbuigen?


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 17 mei 2013

Vermaken we de bokken of voeden we de schapen? (1 Petr. 4)

Numeri 26; Psalm 69; Jesaja 16; 1 Petrus 4

1 Petrus 4 zet het thema van de christelijke wandel verder, inclusief onrechtvaardig lijden. Dit thema is nu in toenemende mate verbonden met de identificatie met Christus (bijv. 4:14), met het laatste oordeel (4:5-6, 7, 17), en bovenal met de wil van God: ‘Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden, hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven, steeds het goede doende’ (4:19, cursief toegevoegd).
Maar wat betekent ‘goed doen’? Dit wordt gedeeltelijk uiteengezet in 1 Petrus 4:7-11:

(a) We krijgen de opdracht ‘komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden’ (4:7). (In het Engels wordt dit ‘nuchter’ zijn weergegeven als ‘self-controlled’, dus zelfbeheersing, JL). Zelfbeheersing is een element van de vrucht van de Geest (Gal. 5:22-23). Is onze geest verblind door de verhitte jacht van het hedonisme, dan is onze geest niet helder, niet bezonnen om te bidden.

(b) We krijgen de opdracht ‘Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden’ (4:8). Petrus is realistisch en veronderstelt dat er diverse barsten zullen komen in de christen gemeenschap – zoals die ook voorkomen in een gezin. Maar in een matuur gezin bedekt de liefde van elk gezinslid voor de ander die barsten. Zo ook in de kerk.

Dit betekent niet dat er geen zonden zijn die aan de kaak gesteld en onder tucht gebracht moeten worden; het hele Nieuwe Testament verwerpt dergelijk reductionisme. Aan de andere kant moeten we wel het feit onder ogen zien dat er zonden begaan zullen worden – en moeten we bereid zijn ze te bedekken met liefde. Want er is geen weg terug naar de onschuld van Eden – zeker niet door elke schoonheidsfout te onderzoeken en alles onverwijld aan te pakken, waarbij je altijd weer terugkomt op dezelfde zonden en mislukkingen.

Er is geen weg terug; er is slechts een weg vooruit – door het kruis, tot vergeving en verdraagzaamheid. Christenen moeten een diepe liefde hebben voor elkaar, ‘want de liefde bedekt tal van zonden’. Volwassen christenen kennen hun eigen harten goed genoeg om zich te realiseren dat ze dergelijke liefde nodig hebben en moeten betonen.

(c) We krijgen de opdracht ‘Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren’ (4:9). Er komt meer kijken bij liefde dan elkaars fouten te verdragen; er komt meer bij kijken dan positieve activiteit zoals gastvrijheid betonen: het omvat ook het aspect hoe we dergelijke gastvrijheid betonen – niet al morrend of met wrevel, maar enthousiast, welwillend, royaal.

(d) We krijgen de opdracht elke genadegave die we ontvangen hebben, te gebruiken om anderen te dienen (4:10-11). Petrus geeft een paar voorbeelden, maar zijn lijst is niet exhaustief. Indien iemand geroepen is om (bijvoorbeeld) te spreken in de gemeente, is dit niet het moment voor uiterlijk vertoon of om de bokken te vermaken, maar om de schapen te voeden, en dit betekent spreken met woorden ‘als van God’ (4:11). Denk verder na over Romeinen 12:6-8.

Alles moet op een zodanige manier gedaan worden, ‘opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus’ (4:11).


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 16 mei 2013

Heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording (1 Petr. 3)


Numeri 25; Psalm 68; Jesaja 15; 1 Petrus 3
Een van de dingen die opvallen in 1 Petrus is hoe de wandel van de christen verbonden wordt met het winnen van een publiek voor het evangelie. We zagen dit thema al in de overdenking van gisteren. Christenen moeten op een zodanige manier leven dat zelfs de heidenen niet anders zullen kunnen dan God verheerlijken (1 Pet. 2:12). Het is Gods wil dat ‘gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen’ (2:15).

Hetzelfde thema wordt uiteengezet in hoofdstuk 3. Vrouwen met een ongelovige echtgenoot zouden zich op zo’n manier moeten versieren met een zachtmoedige en stille geest dat hun mannen ‘door de wandel hunner vrouwen zonder woorden gewonnen worden, doordat zij uw reine en godvrezende wandel opmerken’ (3:2).

Zo ook in 1 Petrus 3:8-22. Dit gedeelte bevat een van de moeilijkste teksten uit het Nieuwe Testament (3:18b-21), een waarvan ik niet kan hopen die hier aan te snijden. Maar hij verbindt ook nog maar eens de christelijke wandel met lijden als christen en daarom met het christelijk getuigenis.

Dit betekent niet dat de wandel van de christen een louter utilitaire functie heeft. Christenen moeten zich niet godvruchtig gedragen alleen maar omdat het hun geloofwaardigheid vergroot voor propagandistische doeleinden.

Er zijn veel redenen om goed te doen. We zijn ertoe ‘geroepen’ (3:9); goed doen is een wezenlijk onderdeel van onze identiteit zelf. Bovendien is zegen van God inherent aan een dergelijke wandel (3:9-12). Los van de vreselijke uitzonderingen die (maar al te vaak) voortkomen uit corrupte regimes of rebellenbewegingen, hoeft een burger die goed doet niet te vrezen voor onderdrukking vanwege hen die het strafrechtelijk systeem leiden (3:13).

Wijzelf moeten een rein geweten bewaren voor de levende God (3:16). Bovenal is er het voorbeeld van Jezus Christus (3:17-18).

Maar bovenop al deze redenen om godvruchtige levens te leiden, verbindt Petrus opnieuw de wandel met getuigenis. Zelfs als we onrechtvaardig lijden, zullen we onze levens niet in vrees moeten leiden, zoals heidenen dat moeten doen (3:13). Eerder zullen we in onze tranen de Christus als Here heiligen in onze harten (3:15); we zullen Christus als Heer ‘erkennen’ of ‘eren’.

En in die context zullen we de apostolische vermaning horen: ‘altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is’ (3:15).
Dit is vergelijkbaar met de woorden van Paulus, ‘verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen’ (2Tim. 4:2). Natuurlijk veronderstelt een dergelijke paraatheid een hartsingesteldheid die verlangt om getuigenis af te leggen en een toewijding om te groeien in apologetische bekwaamheid.

Zoals op zoveel andere levensterreinen, leren we best hoe het te doen door het te doen. Maar het directe punt van Petrus is dat als we getuigenis afleggen, we dit moeten doen ‘met zachtmoedigheid en vreze (…) opdat bij al het kwaad, dat men van u spreekt, zij (…) beschaamd gemaakt worden (3:15, 16).


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 15 mei 2013

Onderwerp u dan omwille van de Heere aan alle menselijke orde (1 Petr. 2)


Numeri 24; Psalmen 66-67; Jesaja 14; 1 Petrus 2

De korte paragraaf 1 Petrus 2:13-17 staat vol met morele vermaningen die ook elders in het Nieuwe Testament gevonden worden. In de overdenking van vandaag zal ik kort de belangrijkste punten verduidelijken en de ondersteunende thema’s rond de paragraaf aanstippen.

Ten eerste draagt Petrus, zoals Paulus in Romeinen 13, zijn lezers op zich aan elk fatsoenlijk gevormd menselijk gezag te onderwerpen, en dit te doen ‘om des Heren wil’ (2:13-14). Impliciet erkent Petrus dat dergelijke menselijke autoriteiten door God ingesteld zijn, en dat hun specifieke functie (of toch minstens een van haar functies) is om het recht te bevorderen.

Ten tweede is het altijd Gods wil dat christenen door goed te doen ‘de mond’ snoeren ‘aan de onwetendheid van de onverstandige mensen’ (2:15; HSV: ‘het onverstand van de dwaze mensen de mond snoert’). Een wandel die de stempel draagt van beleefdheid, respect en integriteit is op zich niet het prediken van het evangelie, maar hij wint toehoorders voor het evangelie, terwijl hij er tegelijk een weg voor baant en er gezag aan verleent.

Ten derde mag onze vrijheid van het wetsverbond nooit een excuus vormen voor losbandigheid: leef ‘als dienaren Gods’ (2:16).

Ten slotte is het altijd juist en goed om iedereen gepast respect te betonen. Iedereen is geschapen naar het beeld van God. Maar wat ‘gepast’ betekent, kan een andere ondertoon krijgen bij verschillende rangen: ‘hebt de broederschap lief, vreest God, eert de keizer’ (2:17).

De omringende verzen bieden ondersteuning voor deze visie.

(a) Christenen zijn ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom’, en hun bestaan is precies bedoeld om de lof te verkondigen van Hem die hen geroepen heeft ‘uit de duisternis (…) tot zijn wonderbaar licht’ (2:9). De transformatie van de wandel van de christenen is de bevestiging dat ze God werkelijk toebehoren (2:10, 25).

(b) Dit betekent ook dat we de wereld niet langer toebehoren. We leven hier ‘als bijwoners en vreemdelingen’ (2:11). Als we niet in die zin denken, maar ons ronduit op ons gemak voelen met de wereld en zijn wegen, zouden we ons moeten afvragen of we dan wel echt bij het volk horen dat ‘Gode ten eigendom’ is.

Dit is het uitgangspunt van Petrus wanneer hij opdraagt ‘dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij, nader toeziende op datgene, waarin zij u als boosdoeners belasteren, op grond van uw goede werken God mogen verheerlijken ten dage der bezoeking’ (2:12).

(c) Als iets van dit alles moeite of lijden met zich meebrengt – zoals in het bijzonder het geval was met slaven die toebehoorden aan wrede en onrechtvaardige meesters – kunnen we nooit vergeten dat we een Meester volgen die zelf uiterst onrechtvaardig leed.

Geen enkele morele waarde verbindt aan lijden wat we verdienen; we betonen ons volgelingen van Jezus Christus wanneer we onrechtvaardig lijden en het trouw verdragen. ‘Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden’ (2:21).


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 14 mei 2013

De Godsspraak over Babel, die Jesaja aanschouwd heeft (Jes. 13)


Numeri 23; Psalmen 64-65; Jesaja 13; 1 Petrus 1
Het tweede grote deel van Jesaja, de hoofdstukken 13-27, focust op de volkeren. Dit woord van de Heer via Jesaja wordt eigenlijk niet gebracht aan de volkeren; het wordt uitgesproken tegen de volkeren maar in de oren van het volk van Juda en Jeruzalem.

In algemene zin is de boodschap vergelijkbaar met die in het eerste deel van Jesaja (hfdst. 1-12): de redding komt enkel van de Here, dus is Hij de enige die moet vertrouwd worden. De verwerping van de volkeren bevat daarom geruststellende nevenopmerkingen voor Juda (bijv. 14:1-2) en eindigt met de verlossing van het volk van God (hfdst. 26-27).

Jesaja 13 is een godsspraak tegen Babylon. Omdat in Jesaja’s tijd de voornaamste militaire dreiging afkomstig was van Assyrië en niet van Babylon, denken veel critici dat dit hoofdstuk een latere toevoeging vormt, geschreven anderhalve eeuw later (rond 550 v.C.) wanneer Babylon niet alleen haar suprematie bereikt had maar ook alweer in verval was gekomen, bedreigd door het Medo-Perzische rijk (zie 13:17). Maar deze visie is al te sceptisch.

De inleiding op de godsspraak bevestigt onomwonden dat Jesaja, de zoon van Amoz, dit visioen kreeg (13:1). Bovendien toont Jesaja 39 dat Babylon zelfs in Jesaja’s dagen al een opkomende macht was, ook al vormde die geen onmiddellijke bedreiging zoals Assyrië.

Maar misschien nog belangrijker, de geschiedenis van Babylon ging al helemaal terug tot bij de Toren van Babel (Gen. 10:9-10; 11:1-9) en dus kon het dienen als een symbool voor alle naties die de God van Israël tarten – een symboliek die zelfs standhoudt in het Nieuwe Testament (bijv. Opb. 17-18), lang nadat het historische Babylon uit beeld is verdwenen.

De finale instorting van ‘Babylon’ vindt plaats wanneer ‘het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde’, ‘dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus’ (Opb. 17:5-6), plaatsmaakt voor de triomfantelijke opkomst van de heerschappij van Hem die genoemd wordt ‘Getrouw en Waarachtig’ en wiens naam is ‘het Woord Gods’ (Opb. 19:11, 13).

Merk de drie kenmerken op van deze godsspraak.

(a) Nog maar eens is de ‘dag des HEREN’ (Jes. 13:6) niet alleen verbonden met de komst van de Heer, maar met zijn komst in oordeel. Voor hen die zich verzetten tegen de levende God, is het een dag, ‘meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn’ (13:9).

(b) Typisch voor de Hebreeuwse poëzie, wordt deze dag geassocieerd met tekenen aan de hemel; het is alsof de hele natuur zich bij deze gebeurtenissen moet voegen, want hun betekenis is niets minder dan kosmisch (13:10; cf. Hand. 2:20).

(c) Het hart van de zonde die moet van de troon gestoten worden is trots (13:11, 19).


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 13 mei 2013

Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen (Jes. 11)


Numeri 22; Psalmen 62-63; Jesaja 11-12; Jakobus 5

Jesaja 1-12 vormt het eerste grote deel van het boek; Jesaja 11-12 sluit dit deel af met een beeld van de volmaakte koning en de veranderingen die hij zal brengen, met de Heer die geprezen wordt in Sion.

Er is een snelle omschakeling van de vernietiging van Assyrië in Jesaja 10 naar de instelling van het koninkrijk van God in Jesaja 11. De twee zijn duidelijk theologisch verbonden: het is Gods initiatief dat beide feiten bewerkt. Niettemin is het historische proces in Jesaja’s profetie enorm gebald.

In het gezicht waardoor hij tot de profetische bediening geroepen wordt, zag Jesaja een zaad voortkomen uit de stronk, het overblijfsel van Israël (6:13). Nu valt Assyrië als een machtig bos voor de bijl van God (10:33-34) – en een spruit komt voort uit de stronk van Jesse (11:1), d.w.z. uit het Davidisch koningshuis.

Wanneer in 4:2 de spruit verwijst naar het overblijfsel, of naar het reddend werk van de Heer doorheen het overblijfsel, dan verwijst het hier expliciet naar de Messias. ‘Messias’ betekent gewoon ‘gezalfde’, zo was elke gezalfde koning in de Davidische lijn in die zin een ‘messias’. Maar alleen de ultieme Messias kon de rol invullen die hier wordt beschreven.

Op unieke wijze bekrachtigd door de Geest van God (11:2-3a; vgl. Joh. 3:34), is zijn regering vlekkeloos rechtvaardig (11:3b-5), de antithese van de corruptie in de natie die Gods oordeel over zich riep.

Zo volmaakt en absoluut zal de regering van de Messias zijn dat dood en verderf zullen sterven: de ultieme staat die Hij inluidt zal volmaakt zijn (11:7-9).

De verzen 10-16, het tweede deel van hoofdstuk 11, verklaren een aantal symbolische elementen uit de voorgaande verzen. Gods verbondsvolk wordt terug tot Hem bijeengebracht (11:11-16), maar ze worden omsingeld door de volkeren die ook naar Hem op zoek zullen gaan (11:10).

De banier die over deze enorme massa (11:10, 12) wordt geheven, kenmerkt de regering van de Messias, ‘en zijn rustplaats zal heerlijk zijn’ (11:10). Aan de ene kant verwijst de ‘rest’ die op deze manier bijeengebracht wordt naar de overlevenden van het historische Israël (11:12), maar in de profetische samenballing zijn ze ook de generatie van het uitverkoren en trouwe volk van God in de laatste dagen.

De lof van hoofdstuk 12 wordt gericht tot ‘de Heilige Israëls’, een van Jesaja’s titels voor God. In hoofdstuk 11 bevindt de Messias zich onder zijn volk en zijn regering heeft een aanvang genomen; in hoofdstuk 12 bevindt God zich onder zijn volk en wordt Hij geprezen. Je ziet al gauw dat de tegenwoordigheid van de Messias en de tegenwoordigheid van God één en hetzelfde zijn, net zoals in Jesaja 9:2-7 de Davidische koning ook de machtige God is.

Hier vind je de vervulling van de redding. ‘…Mijn sterkte en mijn psalm is de HERE HERE, en Hij is mij tot heil geweest. Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils’ (12:2-3).


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 12 mei 2013

Een rest zal zich bekeren … tot de sterke God (Jes. 10)


Numeri 21; Psalmen 60-61; Jesaja 10:5-34; Jakobus 4

De insteek van Jesaja 10:5-34 is maar al te duidelijk. Aan het begin en bij het slot (10:5-19, 28-34) ligt de nadruk op het feit dat het machtige Assyrië zelf verpletterd zal worden nadat God het gebruikt heeft om zijn verbondsvolk te straffen. In het middengedeelte (10:20-27) wordt het volk van God bemoedigd niet te vrezen en niet te vertrouwen op Assyrië, maar te vertrouwen op de Heer alleen.

Ik zal aanvangen met het middengedeelte (10:20-27). Een van zijn grote thema’s is ‘het overblijfsel’. Het oordeel zal neerdalen, maar het volk van God zal niet weggewist worden: er zal een overblijfsel zijn. Deze ‘rest van Israël’ (10:20) verwijst waarschijnlijk niet naar het overblijfsel van het noordelijke koninkrijk Israël, maar naar de rest van de Israëlieten uit zowel het zuiden als het noorden (merk de parallel op tussen ‘Jakobs huis’, de gezamenlijke voorouder, en ‘rest van Jakob’, 10:20, 21).

‘Verdelging is vast besloten, overvloeiende van gerechtigheid’ (10:22), voor ‘heel het land’ (10:23, HSV. Merk op, NBG heeft het over ‘in het midden van de ganse aarde’).

Maar een overblijfsel zal terugkeren, niet slechts naar een plaats, maar ‘tot de sterke God’ (10:21). In het licht van dergelijke beloften, zou het volk van het zuidelijke koninkrijk, Gods ‘volk, dat in Sion woont’ (10:24), niet mogen vrezen voor de Assyriërs, zelfs al worden ze door hen verslagen. Gods toorn tegen Israël zal eindigen; het zal zelfs niet lang duren vooraleer die zich zal keren tegen de Assyriërs zelf (10:25-27).

Dit brengt ons bij de secties aan beide zijden van 10:20-27. Aan de ene kant is het thema heel duidelijk. De God die Assyrië gebruikt om zijn nukkige verbondsgemeenschap te straffen houdt Assyrië niettemin verantwoordelijk voor zijn eigen zonden, en zal hen uiteindelijk vernietigen. Het rijk dat niets meer is dan een strijdbijl in de hand van God, gehanteerd tegen een opstandige natie (10:15), zal uiteindelijk zelf neergeslagen worden door God (10:34). Het uitspreken van dit oordeel is bedoeld om geloof en volharding te bewerken bij het overblijfsel.

Er is een belangrijk theologisch neventhema in dit hoofdstuk; de bijbelse spanning tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid komt krachtig naar voren. God gebruikt het machtige Assyrië alsof het niets meer is dan een werktuig in zijn handen (10:5, 15).

Hij maakt zelf gebruik van Assyrië om Israël te bestraffen (10:6). Assyrië is zich natuurlijk helemaal niet bewust van Gods besturing. Toch wordt het verantwoordelijk geacht voor zijn eigen daden en gedragingen, vooral voor haar arrogantie en trots (10:7-11, 13-14). Dus zal God het straffen (10:12).

Deze spanning tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid mag niet veracht of verworpen worden, maar moeten we dankbaar aangrijpen, want dit zal ons bewaren voor zowel het ontkennen van de realiteit van het kwaad als voor de voorstelling dat het kwaad uiteindelijk zou kunnen overwinnen. Denk verder na over Handelingen 2:23; 4:27-28.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 11 mei 2013

Ondanks dit alles keert zijn toorn zich niet af (Jes. 9:7-10:4)


Numeri 20; Psalmen 58-59; Jesaja 9:7-10:4; Jakobus 3
Jesaja 9:7-10:4 keert terug naar het thema van oordeel, maar deze keer is het niet gericht tegen het zuidelijke koninkrijk van Juda (zoals in 5:8-25) maar tegen het noordelijke koninkrijk van Israël (neergezet als ‘Efraïm’ en ‘Samaria’, 9:8).

Het gedeelte wordt opgedeeld in vier secties, die elk eindigen met hetzelfde refrein: ‘Ondanks dit alles keert zijn toorn zich niet af en blijft zijn hand uitgestrekt’ (9:11, 16, 20; 10:4). Dit refrein beantwoordt de vraag, ‘Wat zal God doen met een volk dat Hem zelfs niet wil zoeken in een situatie van sociale instorting en dreigende verwoesting?’.

Dit zijn al kenmerken van Gods oordeel over de natie, maar er is nog altijd geen teken van berouw. Dus wat zal God doen? Het antwoord is dat, zelfs al is Gods oordeel langzamerhand opgeschroefd, het duidelijk nog niet genoeg is – zo wordt zijn toorn niet afgewend; zijn hand blijft uitgestrekt.

God heeft reeds een ‘woord’ gezonden tegen Jakob (9:7), maar zij hebben er geen acht op geslagen; ‘het volk heeft zich niet bekeerd tot Hem die het sloeg, en het heeft de HERE der heerscharen niet gezocht’ (9:12). Wat nog overblijft is ‘de dag der bezoeking’ (10:3; of: ‘dag van de vergelding’, HSV en NBV).

Er is nog een ander ruw gedachteverloop doorheen de vier secties. De eerste twee secties neigen ernaar de morele achteruitgang te benadrukken: ‘want elkeen is een godvergetene en een booswicht en elke mond spreekt dwaasheid’ (9:16). Maar goddeloosheid brandt en verteert als een bosbrand (9:18).

Al snel volgt sociale desintegratie en maatschappelijke ineenstorting (9:19-10:4). Uiteindelijk zullen de Assyriërs het noordelijke koninkrijk van de kaart vegen. (Aram/Syrië werd ingenomen door Assyrië in 732 v.C., Israël in 722. Juda werd verwoest door Assyrië in 701, maar niet totaal vernietigd; daarvoor was het wachten op de Babyloniërs een eeuw later.)

Nog maar eens legt deze sectie van Jesaja, hoewel ze de bevolking van het noordelijke koninkrijk veroordeelt voor hun openlijke zonde en hun falen om de door God gegeven waarschuwingen in acht te nemen, de eerste verantwoordelijkheid bij de leiders.

Daarom zal ‘de HERE op één dag van Israël kop en staart, palmtak en riet’ afsnijden ... ‘De oude en aanzienlijke, die is de kop, en de profeet die leugen onderwijst, die is de staart. De leiders van dit volk waren verleiders en wie zich leiden lieten, werden op een doolweg gebracht’ (9:13-15).

‘Wee hun die heilloze verordeningen uitvaardigen, en de schrijvers die lasten voorschrijven, om de geringen van het recht weg te dringen en aan de ellendigen mijns volks het recht te ontroven, zodat de weduwen hun buit worden en zij de wezen uitplunderen. Wat zult gij dan doen op de dag der bezoeking en bij de verwoesting die uit de verte komt? Tot wie zult gij vluchten om hulp en waar zult gij uw heerlijkheid laten?’ (10:1-3)


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 10 mei 2013

Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? (Jak. 2)


Numeri 19; Psalmen 56-57; Jesaja 8:1-9:7; Jakobus 2

‘Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet’ (Rom. 3:28). Zo schrijft de apostel Paulus.

‘Wilt gij weten, gij dwaze mens’, argumenteert Jakobus, ‘dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt?’ … Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof … Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood’ (Jakobus 2:14-26, in het bijzonder vers 20, 24 en 26).

De formele tegenspraak tussen Paulus en Jakobus is zo treffend dat ze doorheen de eeuwen tot onophoudelijke discussie leidde. Veel hedendaagse critici, sceptisch over het feit dat God werkelijk heeft gesproken in de Bijbel, denken dat de passages onverzoenbaar zijn, en dat ze samen aantonen dat er vanaf het begin diverse stromingen waren binnen de christenheid, met afzonderlijke en onderling zelfs tegenstrijdige uitleggingen. Anderen denken dat het ware geheim tot de relatie tussen Paulus en Jakobus ligt in zeer verschillende betekenissen van ‘werken’ of ‘daden’.

Diverse uitlegkundige syntheses werden gegeven, maar ze kunnen hier niet geëvalueerd worden. Het kan echter nuttig blijken om over de volgende punten na te denken:

(a) Paulus en Jakobus krijgen te maken met zeer verschillende problemen. Paulus staat tegenover hen die zeggen dat werken, of ze nu goed of slecht zijn, een fundamentele bijdrage leveren aan het feit of iemand christen wordt (zie een van zijn antwoorden in Rom. 9:10-12). Zijn antwoord is dat ze dit niet doen en ook niet kunnen doen: Gods genade wordt alleen door geloof verkregen.

Jakobus staat tegenover hen die beweren dat reddend geloof zelfs bij hen gevonden wordt die eenvoudig bevestigen (bijvoorbeeld) dat er één God is (Jak. 2:19). Zijn antwoord is dat dergelijk geloof onvoldoende is; zuiver geloof brengt goede werken voort, of anders is het dood geloof.

(b) Er staan dus kwesties van volgorde op het spel. Paulus betoogt dat werken iemand niet kunnen helpen om christen te worden; Jakobus betoogt dat goede werken moeten aan de dag gelegd worden door de christen. Maar Paulus zou het op dit punt niet oneens zijn; zie bijvoorbeeld 1 Korinthiërs 6:9-11.

(c) Paulus’ normale gebruik van ‘rechtvaardiging’ heeft te maken met die daad van God waardoor, op grond van Christus’ werk aan het kruis, Hij schuldige zondaars onschuldig en rechtvaardig verklaart. Dergelijke rechtvaardiging is volkomen genadig (Rom. 3:20; Gal. 2:16). Jakobus focust eerder op ‘rechtvaardiging’ ten opzichte van anderen (Jak. 2:18) en zelfs in het uiteindelijke oordeel. Een oprecht christelijk leven, zegt Jakobus, moet een getransformeerd leven zijn.

Weer is Paulus het niet oneens: ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad’ (2 Kor. 5:10).

Het toekennen van beloningen mag dan uit genade zijn, want zelfs onze goede daden komen uiteindelijk voort uit Gods genade – maar de daden zijn daarom niet minder nodig.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.